
Onderwijs dat iedereen gelijke kansen tot ontplooiing biedt, draagt sterk bij aan de zingeving van jongeren. Dat is de stelling van Ides Nicaise, onderzoeker en docent aan de KULeuven. Helaas is er nog veel werk aan de winkel.
Ides Nicaise is econoom van opleiding en werkt dus veel met cijfers. Hij haalt onmiddellijk een reeks statistieken boven van de OESO en uit eigen onderzoek. ‘Ik zie een rechtstreeks verband tussen maatschappelijke ongelijkheid en onderwijs. Onderwijs kan ongelijkheid reproduceren, verminderen of uitvergroten. De economische theorie van onderwijs vertrekt van menselijk kapitaal waarin je investeert. Bij sommige groepen gaat dat heel vlot. Bij anderen zien we een gebrek aan draagkracht, niet enkel financieel maar ook vanuit hun sociale achtergrond.
Dat is echt een probleem. Daar bovenop komen discriminatiemechanismen. De structuur van ons secundair onderwijs heeft een zeer nefaste invloed op de verdeling van kansen. Jongeren worden verplicht om op elf- à twaafljarige leeftijd levenskeuzes te maken. Op dat moment weten ze nauwelijks iets van de wereld. Ze kiezen niet op basis van ervaring en belangstelling. Vaak wordt voor hen beslist. Hun ouders kiezen vanuit statusbehoud: hun ongelijke aspiraties worden zo doorgegeven aan hun kinderen.

Leerkrachten doen dat dan weer op basis van toetsen. Probleem is dat ook de resultaten van die toetsen sterk bepaald worden door sociale achtergrond. Het is allemaal goed bedoeld, maar de huidige organisatie van ons secundair onderwijs reproduceert de ongelijkheid. Stel daarom de oriëntering uit tot vijftien jaar! Dan zou sociale herkomst veel minder meespelen.’
Hervorming is maat voor niets geworden
Hij is ontgoocheld in de recente onderwijshervorming. ‘Uit politieke hoek kwam zoveel weerstand dat het resultaat bijna een dode mus geworden is. De meeste actoren in het onderwijsveld hadden het anders gewild.’
Als je je verwachtingen verlaagt, frustreer je jongeren. Dat geeft hen weinig zin om zichzelf te ontplooien en bij te dragen aan de maatschappij.
Dat baart Ides Nicaise zorgen: ‘Hoe is het mogelijk dat de politiek de dynamiek van haar eigen onderwijsverstrekkers blokkeert? We hebben er nochtans alle baat bij dat het watervalsysteem – waarin leerlingen die minder presteren ‘afvallen’ naar minder sterke richtingen – stopt. Door die aanpak daalt namelijk de motivatie en dat is nefast voor de maatschappij en haar zingeving. Als je je verwachtingen verlaagt, frustreer je jongeren. Dat geeft hen weinig zin om zichzelf te ontplooien en bij te dragen aan de maatschappij.’

Hij haalt opnieuw onderzoek boven: ‘We zien een opvallend verband tussen leermotivatie en organisatie van onderwijs. Dat fenomeen vind je terug bij zowel sterke als zwakkere leerlingen. Kansrijke leerlingen vinden het huidige systeem ook niet oké. Mijn hypothese is dat het klimaat in het onderwijs zodanig competitief is dat leerlingen die scheiding tussen verschillende groepen absoluut niet leuk vinden. De kunst is om in het onderwijs maatregelen te nemen waar sterke leerlingen geen last van ondervinden, terwijl zwakkere leerlingen erop vooruit gaan.
Het N-VA-discours wil ons doen geloven dat sterke leerlingen er door de hervorming op achteruit gaan. Ons internationaal vergelijkend onderzoek toont aan dat dit niet zo is: een grondige hervorming is vooral goed voor de zwakste leerlingen, zonder dat de sterkeren erbij verliezen. Met andere woorden: de gemiddelde prestaties verbeteren, de ongelijkheid neemt af en het leerklimaat in de scholen verbetert. Wie kan daar tegen zijn?’
Dat is nog niet alles. ‘De rechtse regering voert een onderwijsbeleid dat leidt tot verlies aan burgerschap. We zien een verband tussen ondemocratisch onderwijs en de manier waarop jongeren burgerschap ervaren. Worden hun toekomstdromen gefnuikt, dan ontwikkelen ze wrok. Dit vertaalt zich dan weer in antipolitiek en antidemocratisch gedrag. Met een paradox als gevolg: ze stemmen extreem rechts, net voor partijen die hen helemaal niet helpen. Extreem rechtse stemmen komen disproportioneel veel van jongeren die beroepsonderwijs volgden.’
Onderwijs en zingeving
Zelf is hij voorstander van het Noord-Europees systeem. Jongeren kiezen daar pas voor een studierichting als ze zestien zijn. Tot dan krijgen ze een gemeenschappelijk curriculum en enkele keuzemogelijkheden om te experimenteren. Samenzitten tot je zestiende betekent dat je alle leerlingen moet meenemen en waar nodig remediëren. Bij ons moeten zwakkere leerlingen ‘afzakken’.
Jongeren die zich goed voelen, krijgen veel meer zin in het leven.
Goed onderwijs creëert gelijke kansen en speelt zo een enorme rol in zingeving: ‘Jongeren die zich goed voelen, krijgen veel meer zin in het leven. Toch zien we een zorgwekkende vervlakking rond waardenopvoeding. Pluralisme wordt verward met neutraliteit. Op die manier kun je niet meer spreken over zingeving, terwijl onze samenleving net dat nodig heeft. Er zijn nochtans veel aangrijpingspunten, denk maar aan de aanwezigheid van moslims die hun godsdienst wel zeer publiek beleven.’
Nicaise verwijst enigszins verrassend naar de Lucerna-colleges die geïnspireerd zijn door de leer van Fethullah Gülen. ‘Die man wordt afgeschilderd als de aartsvijand van de Turkse dictator Erdogan en als brein achter de coup in Turkije. Absolute nonsens. Hij is een religieus leider en inspirator van Hizmet. Dat is het Turkse woord voor ‘dienst aan de samenleving’. Hizmet is een sociale beweging, een beetje vergelijkbaar met Pax Christi, de christelijke arbeidersbeweging of Caritas. Ze hebben bijvoorbeeld een zeer efficiënte humanitaire hulporganisatie die overal ter wereld noodhulp biedt in rampgebieden.
We stellen vast dat de slaagkansen van die jonge Turken gelijk geworden zijn aan die van de gemiddelde Vlaming, zelfs in het hoger onderwijs.
Wetenschap en religie zien ze niet als aan elkaar tegengesteld. Volgens hen gaat onderwijs over wat is, religie over wat moet zijn. Dat vind ik een prachtige visie over de balans tussen emancipatie door wetenschap en rede enerzijds en religie anderzijds. Ze organiseren elk levensbeschouwelijk onderricht dat de ouders vragen en volgen daarin het pluralisme van de officiële scholen. Hun eerste ambitie is sociaal-emanciperend. Ze zijn er namelijk van overtuigd dat Turkse kinderen evengoed kunnen presteren als de Vlaamse als ze maar genoeg in hen investeren.
Intussen zijn we vijftien jaar verder. We stellen vast dat de slaagkansen van die jonge Turken gelijk geworden zijn aan die van de gemiddelde Vlaming, zelfs in het hoger onderwijs. Daarmee rijden ze de grote kloof dicht tussen allochtone en Vlaamse jongeren. Ze krijgen veel steun van succesrijke Turkse ondernemers en doen beroep op vrijwilligers die fungeren als rolmodel.’

Is Lucerna dan toch geen eliteschool? ‘Hun doelpubliek is gemengd. De Hizmet gemeenschap heeft heel wat leden uit hogere kaders en tegelijk hebben ze een zeer sociale microbe waardoor ze een gemengd publiek aantrekken. Bij hen vind je ook kinderen van werklozen en leefloners. Lucerna voedt daarnaast op tot goed burgerschap. Burgerschapseducatie is een vak in het curriculum en uit zich ook in projecten, zoals hulp verlenen aan vluchtelingen. Collectieve verantwoordelijkheid en solidariteit vormen de schoolcultuur. Lucerna heeft ook preventieve lessenpakketten tegen radicalisering. Radicalisering vindt inderdaad soms een voedingsbodem bij de desperados onder de jonge allochtonen. Knap dat een school van de Turkse gemeenschap dit probleem ook aanpakt!’
Passie en motivatie geven zin
Zelf geeft Ides Nicaise aan de KULeuven les aan studenten pedagogische wetenschappen. ‘Deze studenten zitten in de levensfase waarin ze de belangrijkste keuzen uit hun leven maken: studie, beroep, partner, engagement… Ik ervaar zelf in mijn lessen dat wat studenten het meest aanspreekt je passie, je motivatie en het zoeken naar zingeving is. Onder meer waarom een onderwijssysteem rechtvaardiger kan en moet worden.
Eén van mijn studenten ging tot voor kort regelmatig naar het tentenkamp in Calais om jongeren zinvolle vrijetijdsactiviteiten aan te bieden en – als dat mogelijk was – een beetje wiskundeles te geven.
Het meest dankbare vind ik dat sommige studenten zelf zeer geëngageerd zijn. Eén van mijn studenten ging tot voor kort regelmatig naar het tentenkamp in Calais om jongeren zinvolle vrijetijdsactiviteiten aan te bieden en – als dat mogelijk was – een beetje wiskundeles te geven. Een oud-studente is nu mee verantwoordelijk voor de Antwerp Children’s Zone, een impulsprogramma voor scholen op het Kiel, de meest achtergestelde wijk van Antwerpen. Ik ken ook studenten uit de Derde Wereld die een enorme sprong maken in hun leven. Zo had ik vorig jaar een studente die afkomstig was uit een etnische minderheidsgroep, één van de ‘heuvel-volkeren’ in de minst ontwikkelde streek van Vietnam. Zij was de allereerste uit de wijde omgeving die hogere studies had gevolgd en bovendien nog naar het buitenland was kunnen gaan. Zij maakte bij mij haar masterproef over de oorzaken van schooluitval in haar streek. Dit zijn studenten die mijn onderwijs zin en kleur geven. Dit engagement zichtbaar maken en bemoedigen, en wie erin betrokken is mee vormen, is een voorrecht.’
Interview: Johan Van der Vloet
Coverfoto © quizlet.nl