
Wat hebben de uitvinder van de saxofoon, een Bijbelse profeet en de laatste scheepsbouwer van het geslacht Panesi met elkaar te maken? Ze komen samen in de persoon van Karel Goetghebeur! Hij koppelde de saxofoon – uitgevonden door de Belg Adolphe Sax – met de technische kunde van zijn grootvader langs moederszijde – Richard Panesi – en het visioen van Jesaja: ‘Dan smeden zij hun zwaarden tot ploegijzers om, hun speren tot sikkels’. Dat leidde tot Karels bijzondere project: Sax4Pax. Met bomhulzen uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog als basismateriaal maakt hij prachtige saxofoons, als een symbool van vrede, hoop en harmonie. Een fantastisch kerstthema, toch?
‘Niet altijd eenvoudig’: dat is een understatement om Karels leven te omschrijven. Hij kende een bewogen jeugd. De vechtscheiding van zijn ouders liet het gezin berooid achter. Op een dag zweert Karel om zijn gevoelens niet meer te laten zien, maar dat breekt hem zuur op. Op school was hij één van de weinige jongens die nog niet publiekelijk gehuild hadden. Dat zagen enkele oudere jongens als een uitdaging. ‘Wekenlang ben ik letterlijk in elkaar gerost, door wel vier, vijf gasten. Maar huilen deed ik niet. Ik wilde consequent zijn. Mijn belagers hebben het uiteindelijk opgegeven.’
‘Ik begon me fysiek en emotioneel te harden zodat niemand me kon raken. Ik wilde sterk genoeg kon zijn voor anderen die dat minder waren. Tegelijk werd ik verteerd door boosheid en pijn. Ik probeerde om niemand tot last te zijn, maar wie goed oplette, kon op onbewaakte momenten de agressie in mijn ogen zien. Onder de oppervlakte smeulde een vulkaan die elk ogenblik kon ontploffen.’ Karel werd een skinhead: ‘Ik had zowel een hekel aan extreemrechts als aan extreemlinks. En dus hoorde ik nergens echt bij. Een one-man army dan maar.’
Je lijkt nu een heel vriendelijke man. Wanneer is de ommekeer gekomen?
Ik heb in mijn leven meerdere malen een echte ommekeer gekend. Als jongeman zag ik American History X, een film over een neonazi-skinhead die tot inkeer komt na een gevangenisstraf die hij uitzit wegens moord. Op een bepaald moment in de film zegt Derek, het hoofdpersonage: ‘Ik ben het beu om voortdurend kwaad te zijn.’
Frustratie en razernij waren ook mijn trouwe metgezellen, jarenlang. Het was mijn doping die me in staat stelde om extreem te sporten. Dat deed ik om mijn woede te kanaliseren. Enkele keren werd ik effectief beschuldigd van dopinggebruik. Maar ik was clean en een dopingtest bewees dat ook.
Vanwaar kwam die onderliggende woede?
Volgens mij ligt de wortel bij de scheiding van mijn ouders. Ik was toen negen of tien jaar. Als oudste van drie kinderen voelde ik een grote verantwoordelijkheid. Tijdens één van de moeilijke nachten die op de scheiding volgden, heb ik beslist om sterk te zijn, om geen emoties meer te tonen, om niet meer te huilen. Ik dacht: dat maakt me zwak. En dat wilde ik niet meer. Dat heb ik vrij goed volgehouden tot in mijn mid-twintiger jaren. Het was niet altijd een pretje. Mijn vader was kettingroker en had een alcoholprobleem. Dan was hij vaak onhandelbaar. Hij kon agressief uit de hoek komen. Ik begon mijn vader te haten. Dat heeft vele jaren aangesleept. Meer nog: ik minachtte hem om alles wat hij gedaan had. Ik wilde zeker en vast niet worden zoals hij.

Ik had ook een probleem met autoriteit. Waarschijnlijk omdat ik een vaderhand miste, iemand die me kon leiden. Maar na die bewuste uitspraak in de skinhead-film viel bij mij de eurocent: ik was het ook beu om altijd kwaad te zijn! Eén moment van helderheid en de lont leek uit het kruitvat. De razernij was weg. Enkele weken later ben ik gestopt met kickboksen. Het lukte me gewoon niet meer, mijn doping was weg. Tot op vandaag is die film één van de cruciale kantelmomenten in mijn leven. Dat voltrok zich onmiddellijk en bracht een blijvende ommekeer teweeg.
Wat was jouw droom als kind?
Soldaat zijn! Dat zou mijn idealistische gevoelens bevredigen en ik kon mijn woede aanwenden tegen ‘de slechten’. Ik wou ‘de Duitsers’ afstraffen voor wat ze tot twee maal toe hadden gedaan. Tot een leraar me op mijn twaalfde vertelde dat de Duitsers van vandaag niets te maken hebben met de Eerste en Tweede Wereldoorlog…
Daarnaast droomde ik ervan om ontdekkingsreiziger te worden. Mijn grootvader langs moederszijde was Richard Panesi, de bekende Oostendse scheepsbouwer. In zijn oude huis en op zijn scheepswerf lagen altijd wel schatten om te ontdekken. Hij leerde me ontzettend veel over techniek.
Ik wilde ook archeoloog worden, tot ik hoorde dat je daarvoor tekentalent nodig had. Jammer genoeg was dat niet het geval. En dus besloot ik dat ik de waarheid wilde opgraven. Ik wil Waarheid met een hoofdletter schrijven, Waarheid is een eigennaam, er is maar één Waarheid.
Vanwaar kwam die drang naar waarheid?
Als kind was ik niet alleen onverbeterlijk schoolmoe, ik had ook ernstige concentratiemoeilijkheden. Gelukkig was ik wel street smart. Vaak keek ik samen met mijn grootvader Richard naar het Journaal. Achteraf besprak hij met mij wat we gezien hadden en corrigeerde hij sommige zaken. Hij is geboren in 1915. Daardoor zag hij van op de eerste lijn hoe de moderne wereld werd gevormd. Hij wilde dat ik kritisch en analytisch zou omgaan met wat ik hoorde op tv en via andere kanalen. Hij wilde dat ik alles aan een grondig onderzoek zou onderwerpen. En of ik dat wilde doen! Alles interesseerde mij en ik verslond boeken.

Op school liep het steeds moeizamer en moest ik nogmaals een jaar overzitten. Drie maal in totaal. Daarom besloot ik in de zomer van het vijfde middelbaar – ik was intussen negentien – om er de brui aan te geven. Ik wilde naar het leger in Israël om daar te vechten tegen wie in mijn beleving de ‘nieuwe nazi’s’ waren: moslim-fanatici. De grootmoefti van Jeruzalem was namelijk een persoonlijke vriend van Hitler, wist ik.
Enkele jaren voordien had ik met dat leger-doel in mijn achterhoofd een basiscursus Hebreeuws gestudeerd en op school volgde ik joodse godsdienst. Eenmaal aangekomen in Israël voelde ik me er helemaal thuis. Mijn doel was om deel uit te maken van een speciale eenheid die in Arabische landen opereerde. Tatoeages waren daar niet toegelaten en daarom heb ik ze ook niet laten aanbrengen, anders had ik dat zeker wel gedaan.
Hoe ging dat in het leger?
Het is nooit zover gekomen. Ik ben drie maanden in Israël op verkenning gegaan en daarna teruggekeerd naar België om hier alles af te sluiten. Op 4 augustus 1999 wilde ik definitief uitwijken, maar daar heeft de liefde een stokje voor gestoken. In plaats van te emigreren, trouwde ik op 4 augustus 1999. Het was een beetje rock-‘n-roll, want we hadden elkaar slechts luttele maanden voordien leren kennen. Maar elke dag van mijn huwelijk miste ik Israël. Voor mij was dat mijn thuis. Het huwelijk hield nog geen vier jaar stand. We waren gewoon niet geschikt om samen te zijn. Wonderlijk genoeg was toen ook mijn gevoel van heimwee naar Israël verdwenen. Achteraf ben ik heel blij dat ik niet gegaan ben. Ik was toen echt wel een beetje ‘zot’. Ik zat vol zelfvernietigingsdrang en zou risico’s genomen hebben die mijn leven voortijdig zouden hebben beëindigd.
En toen kwam er een nieuwe ommekeer?
Na mijn scheiding raakte ik mijn pedalen helemaal kwijt en ik leefde erop los. Op een bepaald moment, toen ik heel diep zat en naar beneden werd gezogen, smeekte mijn moeder me om toch een keer mee te gaan naar een kerkje in Brugge. Om haar een plezier te doen en om van haar gezeur verlost te zijn, stemde ik toe. Daar liep ik een vroegere jeugdleider van me tegen het lijf. Ik had hem altijd een zwak figuur gevonden, maar nu zag ik hoe zijn blik veranderd was, hoe er kracht in hem school. Hem zo zien, zette me aan het denken en bracht de bal aan het rollen. Op een gegeven moment stond ik daadwerkelijk voor een spiegel en kreeg de gedachte: wie zie je staan? Het eerlijke antwoord was: mijn vader. Ik deed alles wat hij gedaan had, maar eigenlijk nog erger. Erger, omdat ik altijd had geweten dat God er was, ongeacht hoe ver ik ontspoorde.
Op een gegeven moment stond ik voor een spiegel en kreeg de gedachte: wie zie je staan?
Weet je, in de loopgraven zijn er geen atheïsten. En als je afscheid moet nemen van een geliefde overledene, dan uit quasi iedereen het verlangen en de hoop om elkaar weer te zien. Voor mij is het altijd vanzelfsprekend geweest dat God bestaat. Ik herinner me nog het gevoel als kind toen mijn moeder op een dag binnenkwam en zei dat God bestond en dat we naar de kerk zouden gaan. ‘Natuurlijk bestaat God, dat weet toch iedereen?!’ dacht ik. Maar in kerken waar de vorm vaak belangrijker leek dan de inhoud kon ik niet gedijen. Ik was een energiek kind. Volwassenen vonden mij lastig met mijn vele vragen. Ik was ook zelden tevreden met de antwoorden die ik kreeg. ‘Wees niet zo wild,’ kreeg ik vaak te horen. Altijd dat opgeheven vingertje van die ‘vertegenwoordigers van God’ … Op den duur geloofde ik echt dat het fout was, die wilde natuur van mij. Maar daartegen vechten, werkte niet, hoezeer ik ook mijn best deed. Mensen kregen me niet getemd en ik slaagde er zelf ook niet in.
En nu keek ik dus in de spiegel en zag ik mijn vader in mezelf. Ik voelde dat het arrogant was van mij om op hem neer te kijken. Ik vond dat ik meer schuld had dan hij, omdat hij een atheïst was en ik ondubbelzinnig zeker wist dat er een God was, ook al vond ik Hem maar niets. In mijn beleving was God een oude man met een lange baard die me voortdurend oordeelde. Ik had daar echter geen God voor nodig, ik wist zelf goed genoeg wat ik uitvrat. Daar, voor de spiegel, vielen de schellen van mijn ogen: ik had een hele hoop goed te maken. Na dat kantelmoment heb ik zoveel mogelijk mensen uit mijn verleden opgebeld om mij te excuseren. Mijn ex-vrouw dacht dat ik dronken was.
Hoe ben je daar dan verder mee omgegaan?
Die kentering kreeg een vervolg op een conferentie in Nederland. Daar wezen enkele mensen mij op een boek dat ik volgens hen absoluut moest lezen: ‘De ongetemde man’ van auteur John Eldredge. In dat boek las ik hoe wij geschapen zijn naar Gods beeld, niet uiterlijk, maar naar karakter. De namen van God onthullen zijn karakter. Hij is zachtmoedig en liefdevol. Die eigenschappen, hoewel mannen die ook hebben, zie je vooral sterk bij moeders. Moederliefde kan zo sterk en onvoorwaardelijk zijn. Daarin lijken moeders op God, ook al is God nog oneindig veel zachtmoediger dan zij. God is ook een rechtvaardige God. Dat rechtvaardigheidsgevoel zie je uiteraard ook bij vrouwen, maar vaak nog sterker bij mannen. Als mannen rechtvaardig handelen, lijken ze op God, ook al is God nog oneindig veel rechtvaardiger dan om het even welke man. En toen kwam de clou: God is ook een Strijder. Toen ik dat las, brak ik. Ik, met mijn vechterstemperament, was dan toch oké! Ik was niet slecht! Zolang had ik tegen mezelf gevochten en dat was blijkbaar niet nodig. Door die woorden in dat boek kon ik mezelf voor het eerst echt accepteren. Ik moest die strijdlust in mij alleen wat meer kanaliseren.
Ik, met mijn vechterstemperament, was dan toch oké! Ik was niet slecht!
Ik nam de Bijbel vast en las en las en las. Ik ontdekte dat het beeld dat zovele atheïsten – Richard Dawkins bijvoorbeeld – van God ophangen totaal niet klopt. God is geen gefrustreerde patriarch en geen genocidale maniak! Wist je dat bij het volk dat uit Egypte wegtrok ook Kaleb was? Dat was een niet-jood en hij was volgens de Bijbel een van de eersten die het beloofde land introk. Hoor je dat goed? Een niet-jood kreeg ook een erfdeel in het land Israël toegezegd. Dat is toch formidabel? En dan die andere verhalen zoals over Rachab, de hoer van Jericho, en over David. Naar alle waarschijnlijkheid was hij een bastaardzoon en een schijnbaar onbenullig herdertje die koning werd. En dan heb je nog Davids zoon, koning Salomo, een kind uit een huwelijk dat er nooit had mogen komen!
Ché Guevara was een mossel in vergelijking met Jezus: die was pas een echte vrijheidsstrijder!
Ik had altijd al een zwak voor de Bijbel, maar nu kwamen al die ‘onaanzienlijken’ plotseling voor mij tot leven. Het werd me ook duidelijk dat God verder keek dan de tekortkomingen van de mensen. Hij kijkt naar het hart. Ik ontdekte dat net die onvolmaakte, schijnbaar kleine en onaanzienlijke mensen deel uitmaken van de stamboom van Jezus. Ché Guevara was een mossel in vergelijking met Jezus: Die was pas een echte vrijheidsstrijder! Jezus had een hartsgrondige hekel aan hypocrisie en daar kan ik me absoluut in vinden.
Hoe kwam je dan bij de saxofoon?
Thuis was er voortdurend muziek, mijn moeder kon begenadigd zingen. Zelf wilde ik altijd al sax spelen. Toen ik ongeveer vijf jaar was, bracht een vriend des huizes een exemplaar mee. Ik blies erop en er kwam een ‘toet’ uit: waaaw! Sindsdien moest en zou ik sax spelen. Jammer genoeg hoorde ik dat ik me eerst doorheen jaren notenleer zou moeten worstelen. Dat zag ik niet zitten en ik veronderstelde dat het mijn lot was om alleen passief van muziek te genieten. Herbert von Karajan, Dvorák en Mahler waren mijn helden. Toch bleef mijn droom sluimeren. Na mijn Israël-exploot kocht ik een saxofoonrietje als een soort belofte aan mezelf dat ik ooit sax zou spelen. Op mijn zevenentwintigste kocht ik eindelijk een sax en leerde ik mezelf op tien maanden tijd spelen. De muziekschool was opnieuw een autoriteitsstrijd: ik had geen zin om uren en uren te verspillen door eerst te oefenen met kinderliedjes. Het was ‘hard tegen onzacht’ met mijn lerares.
Op mijn zevenentwintigste kocht ik eindelijk een sax en leerde ik mezelf op tien maanden tijd spelen.
Anderhalf jaar nadat ik begonnen was aan de muziekschool kreeg ik een fietsongeval: ik smakte met mijn hoofd tegen het asfalt. Verdict: een gebroken en ingezakte ruggenwervel en dus voor de rest van mijn leven pijnpatiënt en invalide. Dat wilde ik niet laten gebeuren. Ik weigerde een attest te accepteren dat me invalide zou verklaren. En die pijn? Ik zou wel op mijn tanden bijten! Ook al kon ik geen saxofoon meer spelen, ik moest en zou iets doen met dat instrument. Bij wijze van experiment haalde ik hem uit elkaar. Jammer genoeg was het weer in elkaar zetten iets ingewikkelder (lacht) en dus haalde ik er een technicus bij. De sax assembleren vond ik verrassend genoeg nog leuker dan sax spelen. Die hobby liep al snel een beetje uit de hand. Hahaha, dat is the story of my life. Eind 2008 begon ik saxofoons te verdelen en te herstellen, samen met een Taiwanese partner. Ik wilde hen bekend maken in Europa en daarvoor de exclusieve verdeelrechten krijgen. En dat is ook gelukt. Daar kwam echter een einde aan toen ze vonden dat ze het ook zonder mij konden doen.
En daarna kwam je eigen bedrijf …
Iedereen weet dat de Belg Adolphe Sax de uitvinder van de saxofoon is. Op een nacht, 22 februari 2012 om 2u30, werd ik wakker. Ik kreeg een indringende gedachte, bijna alsof iemand tegen me sprak: ‘Zoek de naam van Adolphe Sax op in het merkenregister.’ Ik dacht: dat is toch absurd? Die naam is toch al lang geregistreerd? Tot ik besloot om op te staan en het controleerde: niet dus! Ik zette de procedure in gang om de rechten te bekomen.

Ik dokterde een strategie uit om Adolphe Sax terug op de Belgische muziekkaart te zetten. Meer dan een half jaar heb ik tegen iedereen gezwegen. Ik wilde tegen eind september 2012 met een goed en doordacht plan uitpakken. Dat klonk in eerste instantie niet realistisch, maar uiteindelijk kwam het goed: op 27 september 2012 vertelde ik de wereld dat ik de Belgische saxofoonproductie nieuw leven wilde inblazen onder de naam Adolphe Sax & Compagnie. Het Adolphe Sax-avontuur begon.
In 2014 rijpte het idee om saxen te maken van omgesmolten bomhulzen uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Zowel bomhulzen als saxofoons worden namelijk vervaardigd uit messing, een koperlegering. ‘Zwaarden omsmeden tot ploegscharen,’ zo staat het bij de profeet Jesaja 2,4. Dat is zijn visioen van een tijd waarin er ooit vrede zal komen. Zo begonnen de prille plannen voor Sax4Pax.
Hoe zat het met je rugpijn intussen?
Ook dat is een wonderlijk verhaal. Een paar jaar na mijn ongeval vroeg iemand mij of hij voor mij mocht bidden. Dat deed hij onmiddellijk. De volgende ochtend was de pijn weg! Het rugletsel, de verzakking, was er nog, maar ik had er geen enkele last meer van.
Ik noem mezelf
een ‘empirische theïst’: ik heb proefondervindelijk ontdekt en vastgesteld dat God bestaat.
De dokter stond voor een raadsel. Ik niet. Al van kleins af aan mocht ik zoveel dingen zien en ervaren die bevestigen dat God er is. Daarom noem ik mezelf een ‘empirische theïst’: ik heb proefondervindelijk ontdekt en vastgesteld dat God bestaat. Als je gelooft in iets moet je kritisch durven zijn, ongeacht welke levensfilosofie je aanhangt. Ik hou niet zo van ‘blind geloof’. Ik wil altijd alles tot op het bot uitzoeken, met een kritisch oog en een wetenschappelijke methodiek.
Terug naar de saxofoons …
Via via kreeg ik de kans om mee te gaan met een organisatie om bekende saxofoonspelers te interviewen. Onder hen Raphael Ravenscroft, de absolute topper die de wereldberoemde saxofoonsolo in ‘Baker Street’ van Gerry Rafferty speelde. Ik wilde dolgraag dat hij een van mijn saxofoons zou bespelen, maar ik aarzelde om het hem te vragen. Wel gaf ik hem mijn kaartje. Maanden later overtuigde ik mezelf om het hem toch een keer voor te stellen. En wat bleek? Op het moment dat ik hem telefoneerde, was hij naar mijn business-kaartje aan het staren en wilde hij mij contacteren! De BBC plande een documentaire over zijn leven en Raphael had besloten dat hij daarin mijn saxofoons wilde testen! Korte tijd na ons gesprek kwam hij naar Brugge om mijn bedrijf te bezoeken. Ik vertelde hem dat ik erover dacht om saxofoons te maken uit omgesmolten bomhulzen. Raphael was laaiend enthousiast en er volgden wilde brainstormsessies. Na drie dagen met hem had ik vier volle dagen nodig om te recupereren, zo intens was ons samenzijn.
23 oktober 2014 was de dag waarop we ons project Sax4Pax in de pers zouden aankondigen. Helaas kreeg ik op zondag 19 oktober om 22u30 een bericht: Raphael is gestorven. Verschrikkelijk… Het klikte enorm tussen ons, maar zijn levensstijl had zijn tol geëist. Ik overwoog om het project te begraven. Zonder Raphael zag ik er niet veel meer in, zijn visie was van cruciaal belang en ik wilde al helemaal geen lijkenpikker zijn. Het was zijn dochter Scarlett die me anderhalve maand later zelf vroeg om het project toch verder te zetten. Ze overtuigde me dat het haar vader veel plezier zou gedaan hebben.
Maar toen werd je erg ziek…
2015 brak aan. Ik zette me aan het werk, vol goede moed. Maar op 18 januari 2015 werd ik wakker met een prikkeling in mijn keel. Ik werd ziek. Enkele dagen later klom mijn koorts tot over de veertig graden en werd ik naar de spoedafdeling van het ziekenhuis in Brugge gebracht. Dubbele longontsteking en volledig uitgedroogd, luidde de diagnose. Een paar dagen later 41 graden koorts. Multi-orgaanfalen volgde en ik werd in een kunstmatige coma gebracht. Op het einde van de week gaven ze me op. Als laatste reddingspoging werd ik overgebracht naar UZ Gasthuisberg. Ik had één overlevingskans op tien bij dat transport. In Leuven onderging ik negen operaties om mijn longen te redden. Een longtransplantatie was geen optie meer. Ik verloor vijfentwintig kilogram omdat ik geen sondevoeding kon verdragen.

Na zeven weken coma waren alle opties uitgeput. Zeven weken lang hadden ze in Leuven voor mijn leven gevochten, maar het mocht niet baten. Ze wilden de machines stilleggen. De professor-internist had aan mijn vrouw gezegd: ‘Hij kan elk moment sterven, je mag blijven overnachten.’ Ik was in 2006 hertrouwd met een schat van een vrouw, Sofie. Samen kregen we twee kindjes. Weet je wat mijn vrouw antwoordde? ‘Karel heeft geen afscheid van mij genomen, dat betekent dat hij terug komt.’ En kijk, mijn orgaanfuncties keerden op onverklaarbare wijze terug. Ik was graatmager en enorm verzwakt. Ik moest weer leren drinken, eten, spreken en lopen, maar ik leefde! Op de afdeling intensieve zorg brachten ze me een spiegel. Dat was even schrikken! Ik herkende mezelf niet meer: met hoofdhaar, maar zonder baard.
De professor-internist had aan mijn vrouw gezegd: ‘Hij kan elk moment sterven, je mag blijven overnachten.’
Zodra mijn krachten wat terugkeerden, kon ik met een letterkaart een beetje communiceren. En dus toonde ik met mijn bevende vingers: ‘Scheer mijn hoofd, blijf van mijn kin.’ En dat deden ze. Met twee verpleegkundigen én te weinig scheerzeep. Dat deed behoorlijk pijn, maar ik was zielsgelukkig dat ze naar mij luisterden. De artsen zelf kwamen regelmatig met mij praten om me uit te leggen wat er allemaal gebeurd was. Bleek dat ik Mexicaanse griep, H1N1, had opgelopen, tijdens de tweede golf. De eerste golf was in 2009. 80% van de doden waren toen jonger dan 65. Bijna was ik ook in de statistieken beland. Ze waren ronduit fantastisch op intensieve zorg in Gasthuisberg. Op 27 maart brachten ze een speciaal knopje aan op mijn tracheotomie, want ik had mezelf voorgenomen om op 1 april – onze huwelijksverjaardag – aan mijn vrouw te vertellen hoe graag ik haar wel zag. En het is gelukt. Ik wachtte niet tot 1 april maar vroeg of ze onmiddellijk mijn vrouw wilden bellen. Mijn stem klonk toen zeker een octaaf hoger. Ja, toen zijn er wel traantjes gevloeid.
Twee à drie jaar zou mijn revalidatie duren en ik zou nooit meer de oude worden. Dat was het verdict. Niet met mij, dacht ik. Ik ben cold turkey afgekickt van de giga-dosissen medicijnen die ik toegediend kreeg. Dat was intens, ja.
Heb je herinneringen aan je coma?
Ik herinner me geen bewuste indrukken van buitenaf, maar bevond me in een soort droomwereld, een soort parallel universum. Een beetje zoals in de film ‘The Matrix’. Het leek allemaal even reëel als onze wereld. Ik leefde daar ook in een ziekenhuisomgeving, maar ik had de zorgverleners betrapt op een medische fout en daarom wilden ze me vergiftigen. Ik moest voortdurend vluchten omdat iemand me wilde vermoorden. Dat was de rode draad doorheen mijn comadromen.
Ik moest voortdurend vluchten omdat iemand me wilde vermoorden.
Op een bepaald moment hoorde ik een stem die Jesaja citeerde: ‘Geen enkel zwaard tegen u gesmeed, zal standhouden.’ En vervolgens ‘Maak je geen zorgen, je zal blijven leven.’ Daaraan hield ik me vast. Als God zei dat ik zou overleven, dan was dat zo. Daar twijfelde ik niet aan. Ook niet toen ik mezelf op een stoel vastgebonden zag zitten en men de ruimte in brand stak. Ik bleef heel rustig, want God had gezegd dat ik niet bang moest zijn. En inderdaad, op het laatste ogenblik knapten die touwen en kon ik me uit de voeten maken.
Het was geen pretje, die coma. Achteraf gezien begrijp ik waarom ik toen zo zwaar ziek geworden ben. Ik was helemaal uitgeput en futloos, ik had gedurende negen à tien jaar nauwelijks verlof genomen. Enkele weken voor ik ziek werd, waarschuwde een vriend me nog dat ik me dringend moest herpakken. Zo beroerd zag ik er toen uit.
En na Leuven?
Toen ging het richting revalidatiecentrum. Ik koos voor Oostende omdat ik daar geboren en getogen ben. Om mijn slaapritme te herstellen na het ontwaken uit de coma kreeg ik speciale medicatie. Toen die uiteindelijk werd afgebouwd, kreeg ik plots hevige angstpsychosen. Ik was er 100% van overtuigd dat ik nog in coma lag, maar droomde dat ik wakker was en leerde lopen. Ik kon niet geloven dat ik al écht wakker was. Vanaf dat moment kon ik niet meer naar tv kijken en ook muziek beluisteren lukte me niet. Zelfs het koeren van een duif was verschrikkelijk en veroorzaakte psychoses. Ik was ervan overtuigd dat iedereen mij vergeten was, dat ik slechts een plant van veertig kilogram in een ziekenhuiskamer was. ‘Iedereen is verder gegaan met zijn leven,’ dacht ik. Dat was de zwaarste periode van mijn leven. Plots voelde ik Gods aanwezigheid niet meer. Terwijl ik die, zo besefte ik toen pas ten volle, van kleins af aan altijd had ervaren. Nu leek de hemel van koper. Een psychiater legde me uit dat ik aan angstpsychosen leed. Dat gesprek hielp me op weg.
Ik was ervan overtuigd dat iedereen mij vergeten was, dat ik slechts een plant van veertig kilogram in een ziekenhuiskamer was.
Er zijn twee mogelijkheden dacht ik: ‘Ofwel ben je in coma en droom je dat je wakker bent – fijn, dan maar wachten tot je wakker zal worden. Ofwel ben je, zoals iedereen me probeerde duidelijk te maken, wel degelijk wakker, maar heb je last van angstpsychosen. Oké, dan maar wachten tot die psychoses verdwijnen. Maar in beide gevallen moet je volhouden. Op een dag komt er verandering en dan kan ik weer als een normaal mens functioneren. En ook al ervaar je God niet: Hij bestaat en Hij zal me hier uithalen.’ Dat besef gaf me voldoende kracht om vol te houden. Voordien wilde ik tot twee maal toe uit het leven stappen. Ik dacht dat ik iedereen daarmee een plezier zou doen omdat ze dan verlost zouden zijn van de zorgen en ikzelf zou verlost zijn van de onzekerheid. Toen ik hoorde dat mijn kamergenoot op 4 juni zou vertrekken uit het revalidatiecentrum, besloot ik om zelf op 3 juni weg te gaan. Ik kon geen nieuwe kamergenoot meer aan. Het was al moeilijk genoeg geweest.
Ja, ik was heel bang om nog langer in het revalidatiecentrum te blijven. Dat zal me zeker gemotiveerd hebben om stappen te zetten. Maar mijn belangrijkste beslissing was deze: rationeel kiezen om niet te twijfelen aan mijn ervaringen en die als een pin in de grond te slaan: God bestaat en Hij zal me niet in de steek laten.
Ik was ondertussen thuis en pendelde dagelijks naar het revalidatiecentrum in het lokale ziekenhuis. Op een dag kreeg ik een gedachte die anders klonk dan mijn andere gedachten: ‘Vast gedurende drie dagen: eet niet en drink niet. Gewoon ontspannen en rustig blijven.’ Ik was zo wanhopig op zoek naar richting dat ik de daad bij het woord voegde. Gelukkig ging Sofie akkoord, ook al hield ze me goed in het oog. Op de avond van de derde dag was het alsof iemand een schemerlichtje aanstak en ik stilaan meer helderheid kreeg. Mijn geest leek op te klaren en ik begon een exit-strategie op te stellen om mijn leven weer op de rails te zetten. Ik begon mijn lichaam te ontgiften en een maand later voelde ik me weer kraakhelder. Alle psychoses waren verdwenen.
Naar het schijnt heb ik enkele medische wereldrecords op mijn naam staan.
Ik koos ervoor om te stoppen met revalideren in het ziekenhuis en stelde zelf een trainingsschema op. Ook besloot ik gedurende enkele maanden mijn voeding zoveel mogelijk af te stemmen op de joodse spijswetten uit het Oude Testament. Het was me al opgevallen dat die spijswetten een enorme wetenschappelijk onderbouwde meerwaarde hadden. Op 31 december 2015 werd ik volledig genezen verklaard. In februari 2016 werd ik gevraagd om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek. Naar het schijnt heb ik enkele medische wereldrecords op mijn naam staan.
Daarna kon je het Sax4Pax-project eindelijk oppakken?
Ja, ik moest mijn zaak van nul heropstarten. Ziek worden zonder hospitalisatieverzekering is een zware dobber. Wist ik veel dat ik naast het ziekenfonds ook nog een hospitalisatieverzekering nodig had! Ik heb lang moeten werken om alle schulden af te betalen. Natuurlijk wilde ik nog steeds iets doen met mijn Sax4Pax-project. Ik had mezelf 11 november 2018 als symbolische deadline gesteld: wapenstilstand, exact een eeuw na het zwijgen van de kanonnen uit vier jaar Groote Oorlog. Ik wilde absoluut dat het oorspronkelijke materiaal van de bomhulzen omgesmolten werd tot saxofoons. Eind oktober hoorde ik dat dat niet mogelijk was bij het Italiaanse bedrijf waarmee ik al maanden in contact was.
Bijna zag ik mijn droom opnieuw vervliegen, maar plots kreeg ik van een vriend een hint die me uiteindelijk leidde naar Aurubis, een bedrijf in Hamburg, het grootste in zijn soort in Europa. Een Duits moederbedrijf! Geweldig als symboliek: de oude vijand werkt mee aan een vredesinitiatief. Op 2 november hoor ik dat ze meestappen in het project. Op 8 november stuurde ik een persbericht de wereld in, vanuit het museum van de IJzertoren dan nog wel. Daarnaast zetten we een inzamelactie op touw. Ik wilde namelijk dat het Sax4Pax-project door vele mensen samen gedragen werd. Op inzamelpunten in heel België konden mensen tot februari 2019 artilleriegranaten en bomhulzen doneren.

Daarmee konden we een gelimiteerde oplage van 193 saxofoons maken. Daarop prijkt een speciale gravure met onder andere de IJzertoren, de Pax-poort en de Menenpoort.
Op de beker staat de profetie van Jesaja die als inspiratie diende voor dit project: ‘And they shall beat their swords into plowshares.’ De kolf van een Brits geweer dient om de toetsen op de saxofoons te vervaardigen. Eén van de toetsen is gemaakt van een kogelhuls die afgevuurd werd met zo’n geweer en op de hals van de saxofoon prijkt een kleine toets, gemaakt van aarde uit de loopgraven. Als symbolische boodschap van hoop kan dat tellen: Belgische, Duitse, Franse en Britse granaathulzen omsmelten, zodat ze muziek laten weerklinken. Objecten van haat worden zo instrumenten van hoop en harmonie. Ik ben een realistische optimist. Gepokt en gemazeld als ik ben in de oorlogsgeschiedenis, ben ik tegelijk irritant optimistisch. Alles kan ten goede gekeerd worden, maar je moet het wel willen zien.
Wat is volgens jou de zin van het leven?
Veeg eerst voor je eigen deur, dan pas kun je anderen helpen. Als je jezelf niet graag ziet, kun je anderen ook niet ten volle graag zien en helpen. Vaak worden liefdeskoppels gevormd uit een nood die oprijst uit een emotionele leegte die je vervolgens door elkaar wil laten opvullen. Maar liefde dreigt snel te verdampen als je niet gekoppeld bent aan ‘de bron van liefde’, aan God. Dan zie je hoe mensen van de ene naar de andere partner gaan om hun noden te vullen, zoals een bij die van de ene naar de andere bloem vliegt. Vaak is dat een bodemloze put en worden mensen keer op keer gekwetst en teleurgesteld.
Ik zit goed in mijn vel. Ik heb niet echt nood aan bevestiging omdat ik weet wie ik ben. Tegelijk ben ik niet blind voor mijn tekortkomingen. Dat hielp me ook om me te verzoenen met mijn vader. We zien elkaar niet veel, maar de haat en de pijn zijn weg. Het zit nu goed tussen ons en ik zie hem ook gewoon graag. Dat helpt om onze verschillen te overbruggen. We zijn het dan wel op sommige vlakken grondig oneens, maar dat hoeft de goede verstandhouding en het wederzijds respect niet te verhinderen.
Ik heb niet echt nood aan bevestiging omdat ik weet wie ik ben. Tegelijk ben ik niet blind voor mijn tekortkomingen.
Ik heb ook een doel in mijn leven: ik leg zingeving in mijn werk. Dat deed ik al toen ik als begrafenisondernemer aan de slag was, bij wat intussen de groep Dela is. Ik heb veel burgerlijke plechtigheden kunnen leiden en ik deed dat met volle overgave. Ik heb mooie dingen mogen meemaken en kon mensen bijstaan in hun diepste verdriet. Drie of vier weken na de uitvaart ging ik vaak nog een keer bij hen op bezoek. Zeker als ik zag dat de weduwe of weduwnaar de begrafenis versuft van de kalmeringsmiddelen doormaakte. Typisch Westers: we vinden het een prestatie om alles ‘sereen’ te laten verlopen. We zijn idioten als we denken dat we alles emotieloos moeten ondergaan! Dan raak je emotioneel geconstipeerd.
Geloof je in een leven na de dood?
Ik geloof zeker in een leven na de dood. En nog meer geloof ik in leven voor de dood. Dat is iets wat vele mensen missen. Ik ben niet bezig met naar de hemel gaan, ik ben bezig met wat ik hier kan betekenen.
Welk spoor wil je dan nalaten?
Ik zou heel tevreden zijn als anderen ook oppakken wat ze moeten oppakken, als ik hen mag prikkelen om Waarheid te zoeken. Als ik lezingen geef, eindig ik steevast met een dia waarop een uitgestoken wijsvinger staat die zich naar het publiek richt: ‘Ik doe wat ik moet doen, maar heb jij alles gedaan wat je wilde en kon doen in je leven?’ Iedereen heeft zijn eigen verhaal. Ontdek het jouwe en rol het uit. Om helder te kunnen zien waar het op aan komt, moet je soms ballast in je leven overboord gooien. Doe dat.
Leef je nu anders dan voorheen?
Nee, niet bepaald, want ik hoefde niets mee te maken om te weten dat er meer is tussen hemel en aarde. Ik herinner me een Japans wetenschappelijk onderzoek dat aantoonde dat iedereen met een godsbesef geboren wordt. In het Westen vinden we dat echter iets ‘kinderlijk’. Zonder het te beseffen, verliezen mensen op die manier iets kostbaars. Vaak herontdekken ze hun geloof als ze ouder worden of nadat ze door een diep dal zijn gegaan. Sommigen merken dan op dat ze ‘de God van hun jeugd’ opnieuw hebben ontmoet. Ik niet. Niemand heeft me ooit het geloof in een God kunnen afleren.
Er valt veel over te zeggen, hoor. Ik wil niet beweren dat ik alle antwoorden ken, wel in tegendeel. Toch mag het ons niet ontgaan dat er zoveel aanwijzingen zijn. Sterke aanwijzingen, mijns inziens. Alleen al het feit dat mensen overal ter wereld beseffen en weten dat stelen, moorden, liegen, bedriegen, enz. verkeerd is, bewijst dat er een morele wet is. Die morele wet is niet gebonden aan een cultuur. Ook al zie je die morele wet vaak vervallen onder invloed van een cultuur, toch weten we in de kern allemaal hoe het zit en wat wel en niet kan. Als we het bestaan van een morele wet moeten erkennen, moet er ook een Morele Wetgever zijn.
de letterlijke betekenis van het Hebreeuwse en Griekse woord voor ‘zonde’ is: je doel missen.
En daar knelt het schoentje vaak: dat vinden we niet altijd leuk. ‘Verantwoording afleggen’ is ons ding niet. We willen vrij zijn – denken we – zonder te beseffen dat onze interpretatie van ‘vrijheid’ misschien wel een gevangenis is. Misschien moeten we ook beseffen wat de letterlijke betekenis van het Hebreeuwse en Griekse woord voor ‘zonde’ is: je doel missen. Jezus had de gewoonte om de vinger op de zere wonde te leggen: Hij confronteerde Farizeeërs als ze wetten maakten en die aan anderen oplegden, terwijl ze die zelf niet navolgden. Alleen al daarom wilden ze Jezus doden.
De God van de Bijbel is de enige God die zelf een offer brengt, die zelf toenadering zoekt tot zijn kinderen. Dat is nogal wat anders dan de goden van de Grieken, de Romeinen, de Egyptenaren en ga zo maar door. Bij hen klonk het steevast zo: je moet hard werken, goede daden stellen en genoeg offers brengen, anders zwaait er wat! De kern van sommige filosofieën is heel vaak dat je jezelf moet onthechten en dingen moet doen om het Hogere te bereiken. Pas op, ik heb ook vaak met schudden en beven de Bijbel vastgepakt om zaken uit te zoeken. Je moet eerlijk durven zijn en blijven met jezelf, ook als iets je niet aanstaat. Daarom is het principe van de biecht in de katholieke Kerk zo prachtig. Daarin kun je je hart luchten. Je moet niet met je zwaarte blijven zitten. In een psalm staat het zo: ‘Zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente.’ Ik observeerde dat mensen met artritis of andere gewrichtsontstekingen soms met bitterheid zitten en iemand uit hun verleden moeilijk of niet kunnen vergeven. Vaak heel begrijpelijk. En toch: als je mensen niet kan vergeven, blijven ze invloed hebben op je heden. Hé, ik zeg niet dat het leven altijd zo gemakkelijk is, maar het gaat uiteindelijk altijd over Liefde. Als God liefde is, dan is ‘vrije wil’ een onontbeerlijk onderdeel. ‘Liefde dwingt niet,’ staat er geschreven.
het gaat uiteindelijk altijd over Liefde.
Ik geloof dat God iedereen tracht te bereiken en als het ware tot het einde van zijn of haar aardse leven het hof maakt. Wil je dat accepteren? Mooi zo! Tegelijk moeten we beseffen: je kunt mensen naar de bron leiden, maar je kan en mag hen niet dwingen om te drinken van het water. Mensen moeten het zelf ontdekken en proeven. Je kan getuigen, maar je kunt elkaar niet overtuigen. Nochtans maken vele mensen wondere dingen mee waar ze niet omheen kunnen. We moeten weer echt met elkaar praten, dan zou er veel minder miserie zijn. Ik wil heel graag de psychologen en psychiaters werkloos zien!
Interview: Redactie MagaZijn
Laat een reactie achter onder dit artikel en maak kans op een gratis rondleiding in het atelier van Adolphe Sax & Cie door Karel Goetghebeur himself! Vertel ons dus vlug op welke manier jij geraakt wordt door zijn verhaal en wie weet, ben jij onze winnaar!
Boeiend artikel? Help ons zin geven en delen
- klik hier en sluit je aan bij het MagaZijn van de zin!
- laat een reactie achter onder dit artikel
- deel dit artikel met je vrienden en familie
Dank je wel!