Home Betalend Els Van Doren, Nationaal Proost Chiro: ‘Onderschat nooit de impact van enthousiasme’

Els Van Doren, Nationaal Proost Chiro: ‘Onderschat nooit de impact van enthousiasme’

1
Els Van Doren, Nationaal Proost Chiro: ‘Onderschat nooit de impact van enthousiasme’

Bruggenbouwer, confrontatiefiguur, inspirator en steunfiguur: dat staat in het profiel van de Nationaal Proost van Chiro, Vlaanderens grootste jeugdbeweging. Hoe ervaart Els Van Doren de ‘jeugd van tegenwoordig’ en wat zijn hun zinvragen? ‘Voor zingeving vertrekken we bij Chiro vanuit twee positieve ervaringen – verbondenheid en verwondering – en twee moeilijke: verontwaardiging en onmacht.’ 

‘Ik denk dat ik lief, bezorgd en attent ben’, zegt ze over zichzelf. Om er al dadelijk met ontwapenende openheid aan toe te voegen: ‘Sommige mensen vinden me streng en dominant. Ik kan inderdaad bemoeizuchtig en bazig uit de hoek komen als ik een vergadering voorzit of de leiding neem.’ Toch heeft ze de indruk dat die bazigheid best geapprecieerd wordt omdat ze het werk kan overzien. ‘In mijn ander leven ben ik kok, dat is een uit de hand gelopen hobby. Mijn culinaire kunsten worden gewaardeerd, vooral mijn legendarische chocomousse,’ lacht ze. En nog: ‘Mijn familie en vrienden zijn erg belangrijk voor mij. Ik probeer nogal consequent te zijn en te leven naar wat ik beweer of vind. Ik streef daarin naar een evenwicht, maar ik heb wel de neiging om te veel te piekeren en bezorgd te zijn.’

Je bent sinds 2006 Nationaal Proost Chirojeugd Vlaanderen. Wat houdt dat precies in?

Ik ben zelf fan om ‘proost’ te blijven zeggen, ook al begrijpt niet iedereen dat woord. Dat is trouwens ook het geval bij pastor of zingevingscoördinator. In het woord ‘proost’ weerklinkt herderen en behoeden. Dat is terecht, want dat is inderdaad wat ik mag doen. Enkele decennia geleden was een proost ook de verantwoordelijke voor vzw’s en personeel, maar dat is nu gelukkig niet meer het geval.

In het woord ‘proost’ weerklinkt herderen en behoeden. Dat is terecht, want dat is inderdaad wat ik mag doen.

In het profiel van de nationale proost zitten vier elementen. Ten eerste word ik verondersteld een bruggenbouwer te zijn op verschillende manieren: tussen generaties, in conflictsituaties en tussen ploegen. Bruggen bouwen doe je niet alleen bij problemen, het is een durende oproep om een vinger aan de pols te houden. Ik steek overal mijn voelsprieten uit en maak mensen alert voor wat waar leeft.

Daarnaast ben ik confrontatiefiguur: ik waak erover dat we een bepaalde doelgroep niet vergeten, of we niet te snel of te traag gaan, of we een vorige keer niet iets anders gezegd hebben. Ik toets alles wat we doen aan de drie Chirowaarden: graag zien, rechtvaardigheid en innerlijkheid. Dat gebeurt spontaan door vele leden en vrijwilligers, maar soms breng ik onze visie uitdrukkelijk binnen en stel ik er vragen over.

Ten derde ben ik inspirator. Een paar keer per jaar ontwikkel ik samen met vrijwilligers inspiratiemateriaal voor een stilvalmoment. Soms ben ik een inspiratiefiguur in de modder: als iemand van de groep overlijdt, is het voor de dichtste Chiro-vrienden vaak niet vanzelfsprekend hoe daarmee om te gaan.

Daarbij sluit mijn vierde functie aan: als mensen uit het lood geslagen zijn en zinvragen hebben, neem ik het over en ben ik steunfiguur. Dan kijk ik hoe ik ruggensteun kan geven.

als mensen ontredderd zijn, weten ze vaak niet wat ze echt nodig hebben.

In de eerste jaren vroeg ik vaak: ‘Wat kan ik voor jullie doen?’ Dat doe ik nog wel eens, maar ik heb intussen geleerd dat als mensen ontredderd zijn, ze vaak niet weten wat ze echt nodig hebben. Denk bijvoorbeeld aan jonge twintigers in de leiding van wie net een vriend verongelukt is. Wat kun je dan betekenen voor je leden en voor elkaar? Hoe kun je contact opnemen met de ouders? Dat is niet evident. Vroeger wilde ik vanuit een ‘niet opdringen’-houding niets in hun plaats beslissen. Maar soms is het goed om wat leiding te nemen. Ik heb intussen zoveel ervaring opgedaan dat ik goede suggesties kan aanbrengen. Vaak komen de vragen vanzelf, maar even vaak is het goed als ikzelf kapstokken aanbreng. Zo is het bijvoorbeeld echt niet altijd nodig om al een volledig fotoalbum of een volledige presentatie klaar te hebben voor de uitvaart. Ouders zijn vaak heel blij als ze die later, tijdens het bivakmoment of ter gelegenheid van de eerste verjaardag van het overlijden, aangeboden krijgen.

Welke van die vier functies ligt jou het beste?

Daar heb ik eigenlijk nog nooit over nagedacht, maar ik denk toch de bruggenbouwer en ruggensteun.

Was het dat ook wat je destijds aantrok om nationaal proost te worden bij de Chiro?

De Chiro-visie trok mij aan. Ik heb tien jaar in jeugdpastoraal gewerkt. Die zag ik evolueren van een brede zingevende werking die met vele thema’s waarvan jongeren wakker lagen bezig was naar een eerder missionaire beweging die explicieter evangeliserend was. Dat lag mij minder, ook al is het belangrijk dat de kerk die rol opneemt. Ze hoeft geen supermarkt te zijn die alles aanbiedt, er moet zeker een identiteit en een visie zijn. Maar zelf vind ik dat de kerk zich meer moet focussen op de dromen en de vragen van mensen.

De intentie en de openheid op zoekende jongeren is heel groot in de jeugdpastoraal, maar de activiteiten zelf weerspiegelen dat niet altijd omdat ze te binnenkerkelijk zijn. Dat vind ik een spijtige keuze. Ik vind liturgie en catechese belangrijk, maar voor mij staat diaconie op de eerste plaats en daarnaast wil ik ze alle drie op gelijke hoogte zetten. De samenleving – ik denk nu aan scholen en ziekenhuizen – neemt al veel op rond dienstbaarheid, maar ik vind dat er nog veel ruimte voor barmhartigheid is en dus vind ik het spijtig dat de kerk zich daaruit terugtrekt.

Je werkte ook als ziekenhuispastor …

Ja, na mijn werk bij jeugdpastoraal ging ik als ziekenhuispastor aan de slag in het Erasmusziekenhuis van Borgerhout en in het Stuivenbergziekenhuis in Antwerpen. Ik wilde weer bezig zijn met de kern van de zaak. Zeker in Antwerpen loopt de miserie door de gangen. Het is verschrikkelijk in welke omstandigheden sommige mensen leven. Mijn inleefreizen naar Brazilië en Sri Lanka hadden al mijn ogen geopend voor veel ellende, maar toch had ik in het Stuivenbergziekenhuis mijn grootste cultuurshock. Daar lagen patiënten met een ruime familie bij wie toch niemand op bezoek kwam. Dat niemand hen fruit of propere kleren kwam brengen, was bijzonder confronterend voor mij.

Zeker in Antwerpen loopt de miserie door de gangen.

Ook nu, vijftien jaar later, ben ik daarvan nog steeds onder de indruk. Ik deed mijn werk in het ziekenhuis heel graag, maar even later kwam ik op een lange lijst terecht van mensen die pasten in het profiel van Nationaal Proost Chirojeugd Vlaanderen. Na een eerste heel fijn informatief gesprek voelde ik hoe het ontzettend klikte en enkele maanden later kon ik aan de slag.

Sloot dat engagement bij de Chiro aan bij jouw grote droom als kind of als tiener voor jezelf en voor de wereld?

In de visietekst van de Chiro herkende ik die openheid voor de hele mens die ik in de beginjaren van de jeugdpastoraal ook had meegemaakt, maar die dan later meer richting expliciet geloof ging. Die breedte trok me zeer aan. Bij Chiro komt zingeving uit ervaring, door samen te spelen, samen te werken, samen te plannen en je grenzen te verleggen. Voor zingeving vertrekken we bij Chiro vanuit twee positieve ervaringen – verbondenheid en verwondering – en twee moeilijke: verontwaardiging en onmacht. Verontwaardiging gaat over ervaringen die niet oké zijn maar waaraan je iets kan verbeteren, een gevaarlijk kruispunt veiliger maken bijvoorbeeld. Onmacht gaat over ervaringen waaraan je niets kan verhelpen, bijvoorbeeld een overlijden of de coronatoestanden.

Els Van Doren: ‘Bij Chiro komt zingeving uit ervaring, door samen te spelen, samen te werken, samen te plannen en je grenzen te verleggen.’ © Jan Van Bostraeten

Als kind had ik hiervoor nog geen woorden, maar als ik er op terugkijk, dan denk ik wel dat het over die vier ervaringen ging. Ik begreep toen al niet waarom sommige mensen honger moeten lijden en waarom mensen elkaar wantrouwen. In mijn tienertijd zat de wereld volop in de Koude Oorlog. Reagan en Thatcher spraken zeer denigrerend over Rusland als Het Kwaad. Dat begreep ik niet, ik dacht: ‘Die Russen zijn toch ook mensen? Zij zorgen toch ook voor hun kinderen?’ Sting heeft daarover het liedje ‘Russians’ gemaakt. Daarin zingt hij: ‘The Russians love their children too.’ Er is genoeg eten, plaats en kennis op de wereld om voor elkaar te zorgen, waarom doen we dat dan niet?

Je sprak over ervaringen van onmacht. Wat is de impact van corona op de jeugd? De jeugdbewegingen worden nu wel behoorlijk in hun vlees gesneden …

Dat is inderdaad lastig. Gelukkig heeft de leiding veel creativiteit aan de dag gelegd. Ze zijn zeer ijverig geweest in het volgen van de regels en tegelijkertijd in het zoeken naar wat wel mogelijk is. Wij volgen het overleg natuurlijk op de voet en bereiden alles zelf zo goed mogelijk voor. Met de zomerkampen in het vooruitzicht hadden we vorig jaar al wekenlang studiewerk verricht. Toen de maatregelen concreet werden, hoefden we niet zoveel meer aan te passen aan de scenario’s en protocollen. We hebben ook proefsessies gegeven en op basis daarvan bijgestuurd.

Nu heb je het vooral over maatregelen. Hoe zitten de jongeren zelf in hun vel?

We kunnen de impact daarvan nog niet goed inschatten, die zal op langere termijn zichtbaar worden. Voor jongere kinderen ben ik soms wel wat ongerust dat zij deze situatie als normaal beschouwen. Hoe zullen zij reageren als er weer bezoek in huis mag komen? Zij zullen hard moeten wennen aan het samenkomen met meerdere mensen. Familiefeesten zullen wat vreemd zijn voor hen. Ik hoop dat volwassenen voldoende aandacht zullen hebben voor hen.

En voor jongeren?

Zij kunnen minder dan volwassenen zelf keuzes maken. Ze zijn minder vrij en minder mobiel. Dat vind ik spijtig. Ik vind niet dat de ene groep meer dan de andere te beklagen is, dat is een eindeloze discussie. Sommige mensen voelen financiële nadelen en dat weegt, andere mensen hebben het psychisch moeilijk en ook dat is lastig. Wel vind ik dat de impact op jongeren onderschat wordt. Soms hoor je uitspraken als: ‘Ach, die feestjes halen ze wel in …’ Maar zo gaat dat niet. Een trouwfeest kun je ook ‘inhalen’, hé? Terwijl je die speciale momenten zelf – zoals een huwelijk of je 100 dagen – nooit kunt terughalen. Dat wordt echt teveel gerelativeerd.

Soms hoor je uitspraken als: ‘Ach, die feestjes halen ze wel in …’ Maar zo gaat dat niet.

Dankzij de digitale communicatiemogelijkheden zijn jongeren meer verbonden, maar die sociale media vervangen de echte contacten niet. Voor jongeren is dat online-gebeuren een andere vorm of een voortzetting van een ontmoeting die er al was. Natuurlijk zijn er jongeren die zich offline heel moeilijk kunnen uitdrukken en die schijnbaar enkel online ‘bestaan’. Dat is inderdaad een risico. Maar dat neemt niet weg dat de sociale media niet alles aan jongeren kunnen geven wat ze nodig hebben. Ik houd geen pleidooi voor een vrijheid die onverantwoord is vanuit medisch oogpunt, maar ik wil wel graag meer erkenning voor wat jongeren zich nu allemaal moeten ontzeggen.

Zijn er nog zaken die volwassenen verkeerd inschatten?

Ik denk aan twee zaken. Jongeren zijn niet zo anders dan volwassenen. Zij maken zich zorgen over hun toekomst en koesteren soms onrealistische dromen, net als volwassenen trouwens. Jongeren zijn ook hard bezig met relaties: ‘Wie ben ik voor de ander? Hoe kan ik betekenisvol zijn voor familie en vrienden?’ Veel jongeren liggen daarnaast wakker van het klimaat, het thema werk en hoe mensen met elkaar omgaan.

Sterke zinvragen, lijkt me!

Zeer zeker. En bij wie kunnen ze daarvoor terecht? Het is bijna per definitie lastig als ouders om met je tiener te praten. Het staat nergens geschreven dat het zo moet zijn, maar heel vaak is dat wel de realiteit. Soms gaan jongeren makkelijker in dialoog met andere volwassenen dan met hun eigen ouders. Leerkrachten bijvoorbeeld of ouders van vrienden kunnen een positieve rol spelen om te leren spreken over moeilijke onderwerpen.

Hoe komt dat?

Aha, de typische generatiekloof en het puberbrein! Adolescenten zoeken hun eigen weg. De gemiddelde achttienjarige blinkt niet onmiddellijk uit in nuance, hé (lacht). Dat groeit er meestal wel uit, maar sommige volwassenen willen jongeren teveel beschermen en behoeden voor fouten die zij zelf hebben gemaakt. Zij willen hen heel graag levenslessen meegeven, maar soms is dat gewoon te vroeg. Dan komt dat dwingend over of is het ook echt dwingend. Terwijl het als zeventienjarige net je ontwikkelingstaak is om niets zomaar aan te nemen en al zeker niet van volwassenen.

Hoe wil Chiro jongeren ondersteunen in hun ontwikkeling en groei?

Bij Chiro staan de jongeren zelf in de leiding, in principe vanaf zeventien à achttien jaar. Sommigen blijven één jaar, anderen drie of vier. Zij nemen de volle verantwoordelijkheid op, ze zijn niet louter de uitvoerders van wat de volwassenen zeggen. Vanuit die ervaringen leren ze, samen met en aan elkaar. We stimuleren heel erg dat de verantwoordelijkheid bij de jongeren blijft. Wel zorgen we ervoor dat ze ondersteund worden door enkele volwassen begeleiders. Die nemen ook die viervoudige functie waar waarover ik het al had, bijvoorbeeld die van bruggenbouwer of ondersteuner.

We stimuleren heel erg dat de verantwoordelijkheid bij de jongeren blijft.

We willen graag dat de leiding zelf op huisbezoek gaat bij jongeren en met de ouders praat. Het is ook voor de ouders prettig om met de leiding over hun kind te praten wanneer dat voor het eerst op bivak gaat. Misschien slaapt hun zoontje slecht of is hij wat verlegen. Dan is het fijn om samen voor dat kind te zorgen. Soms is een gesprek moeilijker en dan is het goed dat er een volwassen begeleider in de coulissen staat om de leiding te bemoedigen. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin ouders veel commentaar geven op een activiteit. Soms is het omgekeerde het geval: de leiding vindt het lastig dat de ouders niet luisteren. Dan kunnen de volwassen begeleiders hen aanporren om toch met die vader of moeder te gaan praten. Die volwassenen helpen ook bij praktische zaken, bijvoorbeeld bij grote transporten. Maar het blijft wel de bedoeling dat de leidingploeg voor alles instaat.

Om zo’n engagement aan te gaan, moeten de jonge mensen die in leiding staan een sterke drive hebben, lijkt me …

Ja, die zijn echt wel doordrongen van de waarden waarvoor Chiro staat. Om de vier jaar doen we een grote bevraging bij de groepsleiding. Op de vraag waarom ze leiding zijn geworden, antwoorden velen: ‘Anderen hebben mij een geweldige tijd gegeven in de Chiro en ik wil die ervaring nu doorgeven, want ik wil dat onze groep blijft bestaan.’ Dat groepsgevoel en die verbondenheid zijn heel belangrijk voor hun drive. De meeste groepen beginnen hun samenkomst allemaal samen en pas daarna hebben ze in aparte afdelingen hun eigen programma.

Velen zeggen: ‘Anderen hebben mij een geweldige tijd gegeven in de Chiro en ik wil die ervaring nu doorgeven.’

Lange tijd geleden waren er gezamenlijke gebeden voor en na het eten, bij het opstaan en voor het slapengaan, maar nog steeds verzorgen we de overgangen van de ene activiteit naar de andere. We zingen eerst een liedje of doen een kort spelletje vooraleer we samen aan tafel gaan. Zo wekken we de kinderen meestal met een liedje of iemand komt langs met een muziekinstrument of een klein opdrachtje. Zo’n momentje zorgt voor enkele minuten vertraging vooraleer we samen iets anders aanvatten. Die spelletjes zijn op zich niet inspirerend omdat ze je altijd zouden doen nadenken, wel omdat je ze samen doet en niet gedachteloos van het ene moment in het andere valt.

Hoe gaan jullie om met de christelijke inspiratie en met andere zingevingsbronnen?

In onze visietekst staat dat we ons laten inspireren door verhalen uit alle windstreken. Maar de ervaringen van verbondenheid, verwondering, verontwaardiging en onmacht komen altijd eerst. Natuurlijk willen we onze christelijke wortels niet loochenen, ook al omdat verschillende groepen banden hebben met de parochie en expliciet vragen naar christelijke inspiratie.

de ervaringen van verbondenheid, verwondering, verontwaardiging en onmacht komen altijd eerst.

Voor de bivakviering werk ik daarom modulair. Ik maak een blokje met een activiteit, een blokje met een verhaal en een bijhorend opdrachtje om samen over te praten, en daarnaast ook een blokje met een eucharistisch deel. Dan kunnen de groepen kiezen of ze dat al dan niet opnemen. Sommige groepen gaan op Christus Koning – de dag van het Chirofeest – naar de kerk, anderen houden een stilvalmoment. Ik zorg daarom zowel voor een evangelisch als voor een profaan verhaal, liefst één dat aansluit bij het jaarthema.

Intussen blijven jullie als jeugdbeweging Chiro heten en jij nationaal proost. Typisch christelijke benamingen.

Dat zorgt voor onze herkenbaarheid, maar het klopt wel dat de meeste mensen niet stilstaan bij de achtergrond van die benamingen. De connotatie met onze christelijke ontstaansgeschiedenis wordt niet altijd gelegd.

Welke rol speelt zingeving in jouw persoonlijk leven?

Ik hoef als proost geen andere pet op te zetten dan wie ik ben. Het klopt als ik zeg: ‘Ik bén de proost van de Chiro’, dat voelt goed. Verschillende elementen had ik niet zelf kunnen verzinnen, zoals bijvoorbeeld die vier functies van de proost of de vier zingevingservaringen.

Enkele jaren geleden gingen we op weekend met de toenmalige pedagogische leiding om na te denken hoe Chiro en zingeving in elkaar pasten. In aanloop daar naartoe hebben we intens nagedacht of die vier ervaringen nog altijd klopten. We discussieerden zowel onderling als met mensen van buitenaf. Tenslotte gingen die vier kernwoorden al meer dan twintig jaar mee.

Els Van Doren: ‘Onze keuze om vanuit de ervaring en leefwereld van kinderen en jongeren te vertrekken, is en blijft echt het DNA van Chiro.’ © Valerie Vanderlooy

We ontdekten dat ze nog steeds brandend actueel zijn en dat onze alternatieve suggesties altijd op de ene of andere manier terug te brengen waren naar die vier kernervaringen. Ook onze keuze om vanuit de ervaring en leefwereld van kinderen en jongeren te vertrekken, is en blijft echt het DNA van Chiro. Participatie, gemeenschapsgericht werken, niet voor hen maar met hen werken: daar kan ik persoonlijk heel erg achterstaan.

Drie van die vier zinervaringen zijn eigenlijk ook levenshoudingen: verbondenheid, verwondering en verontwaardiging. Maar welke levenshouding zou je met die onmacht combineren?

Dat is een interessante vraag. Onmacht gaat over dingen die je overkomen en daarom over kwetsbaar durven zijn. Ik denk dat die kwetsbaarheid dus een goeie kanshebber is. Daarnaast ook: weerbaar en veerkrachtig zijn. Het is niet de bedoeling dat we in die onmacht blijven hangen en onszelf beklagen dat we niets aan de toestand kunnen veranderen.

Je mag je verslagen voelen als er iets ergs gebeurt, je mag in zak en as zitten.

Het is aan de andere kant ook niet de bedoeling dat we gewoon over die ervaring van onmacht heen stappen. Nee, die ligt daar echt wel om er iets mee te doen. Je mag je verslagen voelen als er iets ergs gebeurt, je mag in zak en as zitten. Tegelijk is het goed om dan samen te komen. In niet-corona-omstandigheden komt een groep spontaan samen als er iets ergs gebeurd is. Dat hoeft niet georganiseerd te worden. Je moet het ook niet opleggen aan mensen die liever thuis blijven. Toch is het heel zinvol om de mogelijkheid te creëren om samen te komen. Je verdriet draag je meestal beter als je samen in het leidingslokaal bent dan als je alleen thuis in je zetel hangt. Elkaar zien en letterlijk voelen, kan een grote betekenis hebben en je door een dal sleuren.

Dus met je verdriet en je onmacht ga je om in verbondenheid en die creëert weerbaarheid en veerkracht …

Inderdaad. Daarnaast proberen we ook die andere houdingen van verwondering en verontwaardiging aan te wakkeren. Bij Chiro is alles heel sterk gericht op verbondenheid, op samen dingen doen en niet op individueel iets bereiken. Je hoeft niets te kunnen om bij de Chiro te komen. We gaan ook allemaal samen op kamp en niet met de aparte afdelingen of leeftijdscategorieën.

Heb je een levensmotto?

Jaren geleden kwam ik ‘Heb lief en doe wat je wil’ tegen en dat vind ik echt een leidraad. Als je in acht neemt wat waardevol is voor jezelf en de ander en daarin een evenwicht zoekt, dan denk ik dat er veel vrijheid is en veel bewogenheid voor het geheel van wat mensen nodig hebben, belangrijk of moeilijk vinden. Als ik een motto heb, dan is het wel dat.

Is dat er altijd geweest?

Ik kende de woorden nog niet, maar ik ben wel altijd bewogen geweest door de gedachte dat de grens van mijn vrijheid daar ligt waar die van de ander begint. Ook als kind was ik al geraakt door hoe mensen met elkaar omgaan, door wat de impact is van gebeurtenissen en van het gedrag van de ene op de ander. Hoe kunnen we respect hebben voor elkaar en zorgen voor harmonie? Hoe kunnen we begaan zijn met wat goed is voor de ander?

Welke mensen hebben jou daarbij geïnspireerd?

Ik ben in die sfeer opgevoed. Mijn ouders waren zeer geëngageerd en zij hebben die bewogenheid aan ons doorgegeven. Mensen die een engagement opnemen, hebben me altijd meer geïnteresseerd dan anderen.

Aan de Sociale Hogeschool van Heverlee kreeg ik het vak sociale economie van Tuur Van Empten. Hij vertelde onder andere over het rapport van de Club van Rome. Die grenzen aan de groei raakten mij heel erg. De idee dat onze grondstoffen eindig zijn en dat we ze aanwenden op een manier waardoor ze zich niet kunnen vernieuwen, is blijven hangen. Intussen zijn we vijfentwintig jaar verder en houdt het me nog steeds bezig.

Hoe verweef je dat in je dagelijks leven?

Ik rijd zo weinig mogelijk met de auto, ik probeer zo duurzaam mogelijk te leven, ik praat erover en probeer het thema onder de aandacht te houden (lees hier de bijdrage die Els schreef voor ecokerk). Die ‘heb lief’ gaat dus ook over de planeet en onze omgeving.

Je had het over grenzen. Jij bent ook aanspreekpunt integriteit. Zit daar een link?

Die had ikzelf nog niet gelegd, maar dat klopt wel. Ik was al jaren gewend om in moeilijke situaties ondersteuning te bieden. In de eerste jaren ging dat over overlijdens, maar door de tijdsgeest kwamen daar zedenfeiten bij. We hadden in de Chiro al lang een aanspreekpunt relaties en seksualiteit, maar de klemtoon lag vooral op het maken van goede afspraken als er bijvoorbeeld koppeltjes ontstonden. Hoe ga je daar op bivak mee om? Dat soort vragen is gebleven, maar er kwamen andere bij over grensoverschrijdend gedrag. Die kwamen ook op mijn bord terecht. Intussen zijn aanspreekpunten integriteit wettelijk verplicht.

Ik heb wel eens een ouder aan de lijn gehad die zei dat zijn dochter was aangerand.

Wij bemiddelen ook in situaties waarbij de persoonlijke beleving niet altijd overeenkomt met wat maatschappelijk en juridisch gezien wordt als het overschrijden van een grens. Ik heb wel eens een ouder aan de lijn gehad die zei dat zijn dochter was aangerand. Als je dan verder doorvraagt, blijkt dat er handtastelijkheden waren op de dansvloer. Uiteraard is dat niet oké als je dat zelf niet wil, maar het is daarom nog geen aanranding of verkrachting. Het is belangrijk om daarover in gesprek te gaan met de leiding en de betrokken jongeren. Soms zijn er misverstanden over wat prettig is of passend bij een bepaalde context. Spijtig genoeg wordt dit thema vaak pas opgepikt op het moment dat er problemen zijn.

Wat is het moeilijkste dat je al hebt moeten doen?

Dat situeert zich in die sfeer. We hebben al enkele keren aan een leiding moeten vragen om het engagement stop te zetten omdat de situatie heel onverkwikkelijk bleef. Dat is heel lastig.

Daarnaast was er de tragische situatie van een leider die ’s nachts een ongeluk had gehad en naar het ziekenhuis was gebracht. Enkele leden van ongeveer tien jaar waren ook naar het Chiroterrein gekomen, waar de leiding samen zat. Ik had de droevige taak om hen te vertellen dat hun leider overleden was, omdat de ouders dat niet aandurfden. Dat was heftig. Je moet iets luidop bevestigen waarvan je met alle macht zou willen dat het niet waar is.

En waaruit put je de meeste voldoening in je werk?

Ik ervaar de meeste voldoening als ik het juiste evenwicht vind tussen mensen ondersteunen en mensen versterken. Ik wil niet in de plaats van anderen handelen als ze dat zelf kunnen, maar ik wil hen ook niet aan hun lot overlaten als ze ondersteuning kunnen gebruiken. Daarin de juiste toon vinden is niet zo eenvoudig. Soms hoor ik via kadervrijwilligers dat er iets ernstigs gebeurd is, soms bellen volwassen begeleiders zelf. Ik neem dan contact op met de groep. Vaak is dat heel welkom, maar soms voel ik ook weerstand als ze gebeld worden door ‘nationaal’. Dat is nogal eens het geval bij zelfdoding of bij een ernstig conflict. Meestal lukt het me wel om doorheen de weerstand te geraken, maar tot mijn frustratie niet altijd.

we nemen de zaak niet over zoals een soort interventieteam, we laten de groep doen wat ze kunnen doen.

Ik vraag hen wat ze nodig hebben en bied ondersteuning, soms telefonisch, maar meestal ga ik dan ter plaatse. Pas op, we nemen de zaak niet over zoals een soort interventieteam, we laten de groep doen wat ze kunnen doen. Vaak zijn er ter plaatse sterke figuren die dankzij wat extra ondersteuning alles prima in handen nemen, soms zijn het regionale verantwoordelijken die komen bijspringen. Ze kunnen daarvoor terugvallen op vorming en publicaties. Zo schreef ik enkele jaren geleden een brochure over zelfdoding. Die licht ik dan ook toe: hoe kan je omgaan met moeilijke vragen, wat zeg je wel en niet tegen je leden van elke leeftijdsgroep, …

Als ik in zulke situaties een evenwicht vind, voel ik voldoening maar ben ik ook moe. Je komt in contact met een groep van twintig, dertig mensen die je niet kent en die een eigen dynamiek hebben. Wie zijn koppeltjes, wie zit in welk kliekje, wie heeft welke mening over wat moet gebeuren? En midden in dat onbekende moet je toch allerlei handreikingen bieden. Dan hoop ik dat de Geest waait. Soms had ik vooraf een goed contact met de volwassen begeleiders of met de groepsleiding, maar is de rest van de ploeg niet happig om met iemand van nationaal samen te werken. Soms is het omgekeerd: dan heeft de leiding concrete vragen en vindt de groepsleiding dat we ons niet moeten komen bemoeien.

Wat waarderen je collega’s en de jongeren het meeste in jou?

Mijn legendarische chocomousse, haha! En daarnaast wordt dat evenwicht tussen ondersteunen en versterken goed onthaald. Ook voor mijn jarenlange ervaring krijg ik best wel waardering. Daardoor kan ik stilaan inschatten wat ze nodig hebben of wat de beste handelwijze is. Er leven vaak heel wat clichés. ‘Over zelfdoding mag je niet praten want dan breng je anderen op ideeën.’ Of nog: ‘Als je de ouders van een verongelukt kind tegenkomt, mag je niet praten over het ongeval, want anders doe je hen verdriet.’ Alsof die mensen daar niet elke dag mee bezig zijn …

Als leiding heb je je geëngageerd om elke week te spelen met die kinderen, niet om te praten over zelfdoding of de dood tout court.

Ik verbaasde me erover hoe ook onder jongeren het taboe om te praten over zelfdoding nog aanwezig is, en hoe ze zich daar soms over schamen. Ik moedig hen aan om daarover wel in gesprek te gaan, zonder dat dit meteen een verplichting is. Als leiding heb je je geëngageerd om elke week te spelen met die kinderen, niet om te praten over zelfdoding of de dood tout court. Als ze dat niet zien zitten, hoeven ze dat ook niet te doen. Net daarvoor zijn wij er met onze ondersteuning. We helpen de leiding dan om passende woorden te vinden als een kind iets vraagt dat ze moeilijk vinden. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb nu te veel verdriet om daarover te praten’, of ‘Vraag dat vanavond gerust aan je mama of papa’, of ‘Dat is een moeilijke vraag, ik heb niet onmiddellijk een antwoord’. Voor die geruststelling is de leiding vaak dankbaar. Ze geven dan aan dat ze gemerkt hebben dat ze ondanks de tragedie de volgende zondag toch kunnen samenkomen en samen spelen en hoe dat op een speciale manier deugd kan doen en verbondenheid kan scheppen. Dat vertrouwde van de Chiro kan een troostend tegengewicht bieden als er iets schokkends gebeurd is.

Wat is voor jou een tegengewicht als je zoveel ondersteuning biedt bij heftige situaties?

Alles bij elkaar is dat maar een stukje van mijn werk. Soms zijn het inderdaad heftige weken en daar ben ik dan moe van. Ik zorg dan goed voor mijn slaap en ga spelen met mijn petekinderen, in niet covid-tijden uiteraard. Dat biedt tegengewicht. Daarnaast probeer ik het vooral tijd te geven.

onze samenleving faalt als mensen in het algemeen en jongeren in het bijzonder vinden dat hun leven geen zin meer heeft.

Rond zelfdoding had ik altijd geleerd dat sociale contacten, engagement en vrienden beschermende factoren zijn. Ik vind het daarom heel confronterend dat dat in een jeugdbeweging toch gebeurt. Daarom grijp ik ook alle kansen aan om er maatschappelijk iets over te zeggen. Ik vind dat onze samenleving faalt als mensen in het algemeen en jongeren in het bijzonder vinden dat hun leven geen zin meer heeft. En daarom zie je me ook ‘een zee wenen’ en hoor je me knarsetanden als ik jongeren in een crisissituatie begeleid. Omgaan met verlies en alles wat erbij komt kijken, is veeleisend. Het frustreert me enorm dat jongeren voor zo’n grote rouwarbeid staan. Zelf probeer ik na zulke gesprekken iets te doen waarbij ik iets zichtbaar zie groeien, zoals koken of tuinieren.

Als je nu terugkijkt naar 2006, welke raad zou je dan aan je jongere zelf geven toen je begon bij Chiro?

Dan denk ik aan twee dingen: luister naar je intuïtie en onderschat het impact van je enthousiasme niet! Dat ik graag doe wat ik doe en dat ik Chiro een geweldige organisatie vind, wekt soms wel energie bij anderen. Daarvan was ik me in het begin niet zo bewust. Ik kende Chiro natuurlijk wel als organisatie, maar niet tot in de haarvaatjes. Ik kreeg wel eens rare vragen, zoals ‘Ben jij misschien een pastoor?’ Die heb ik soms te ernstig genomen, ik dacht dat dat kritiek op mijn persoon was.

Ik was de eerste proost in Chiro die geen priester was en dat wekte wel wat commotie.

Nu zou ik doorvragen en proberen zoeken naar wat mensen precies bedoelen. Ik was de eerste proost in Chiro die geen priester was en dat wekte wel wat commotie. Sommige mensen waren daar heel blij mee, anderen hadden tijd nodig om aan het idee te wennen. Ik interpreteerde dat vaak als verwachtingen waaraan ik moest beantwoorden, terwijl mijn intuïtie zich vaak afvroeg: ‘Waarom zegt die persoon dit of dat?’ In plaats van die vragen dan ook te stellen, probeerde ik me te wringen naar de verwachtingen.

Hoe zie je de toekomst van Chiro?

Ik denk dat de Chiro altijd speels en in beweging zal blijven. Er komen nog steeds nieuwe generaties van vrijwilligers die elkaar vaak snel opvolgen. De laatste jaren zijn we meer bezig met onze rol op maatschappelijk gebied. Daar ben ik heel blij om. Ik hoop ook dat de Chiro zich altijd zal blijven afvragen of iedereen die naar de Chiro wil komen ook de mogelijkheid daartoe heeft. Zijn er geen drempels die we opwerpen? Schrikt onze uitstraling kinderen af terwijl ze eigenlijk zin hebben om mee te spelen?

Denk je dan aan kinderen uit de vierde wereld?

Zeker, of aan gezinnen met een migratie-achtergrond die niet vertrouwd zijn met het jeugdbewegingsmodel hier in Vlaanderen. Ook dat jongeren de eindverantwoordelijkheid dragen, schrikt sommige ouders – ook van hier – af vanuit een soort veiligheidsfetisj naar hun kinderen. Zelf denk ik dat we hen daardoor vaak ervaringen ontzeggen in plaats van hen te beschermen. Dus ja, die reflex zou ik graag aanwakkeren.

Wij vinden dat iedereen welkom is, maar ik denk niet dat we die houding altijd uitstralen. Ik zou graag hebben dat niemand – geen ouder en geen kind – denkt dat Chiro niets voor hen is. Dat gaat voor mij verder dan de zichtbare diversiteit. Die wordt vaak versmald tot kinderen met een andere kleur. Maar ook kinderen met een beperking vinden niet altijd de weg naar Chiro. Of jongeren met heel veel schoolwerk lukt het ook niet altijd om een engagement op te nemen in de leiding.

Welk spoor wil je graag nalaten in het leven van je dierbaren?

Dat vind ik niet eenvoudig om te omschrijven, maar ik denk terug aan die ingesteldheid van kijken naar wat goed en deugddoend is voor elkaar. En niet vanuit wantrouwen, maar vanuit vertrouwen en menslievendheid naar elkaar kijken. Dat probeer ik te doen.

Dat verlangen had je al van in je kindertijd!

Ja, ik denk dat dat een veel warmere samenleving op micro- en macroniveau kan teweeg brengen. De kunstenaar Marc Chagall inspireert me daarin. Ik heb iets met het Oudtestamentische verhaal van de worsteling van Jacob. Daarvan heeft Chagall een kleurrijk schilderij gemaakt.

Marc Chagall, de worsteling van Jacob met de engel.

Ik vind hem heel expressief zonder te gedetailleerd te zijn. Ik hou ervan als er nog iets te ontdekken valt voor de kijker en dat niet alles ingevuld is. Alhoewel: vorig jaar ben ik naar de tentoonstelling over Van Eyck gaan kijken. Zijn detailwerk is absoluut verbluffend en daarvan ben ik zeker ook grote fan. En toch vind ik dat kunst best een dialoog is tussen kunstenaar en toeschouwer. Chagall heeft heel veel Bijbelse taferelen op een enthousiaste manier vorm gegeven en dat kan me zeer bekoren.

En vanwaar precies jouw voorkeur voor dat verhaal van Jacob?

Ik heb sowieso meer met het Oude dan met het Nieuwe Testament en Jacob is daarin een prominente figuur. Hij haalt altijd weer streken uit en werkt zichzelf in de problemen, ook al bedoelt hij het goed. En toch krijgt hij elke keer weer een nieuwe kans. Dat thema ontdek ik in vele verhalen van het Oude Testament. Denk bijvoorbeeld aan het volk Israël, daar vind je datzelfde gegeven terug. En ook hier staat telkens een profeet op en komt er een nieuwe morgen. Het mededogen van God komt daarin zo sterk aan bod. Dat zie je ook in het verhaal van Jacob. En toch is het niet zonder gevolg: nadat hij gevochten heeft met de engel blijft hij manken door een kwetsuur aan zijn heup. Dat vind ik een heel rijk verhaal.

Interview: Redactie MagaZijn
Coverfoto van Els Van Doren © Annemie Tuts

Bestel hier gratis de brochure die Els schreef over omgaan met zelfdoding in de jeugdbeweging.

Boeiend artikel? Help ons zin geven en delen

 Dank je wel!

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here