
Deze week is het precies 26 jaar geleden dat zeven monniken van Tibhirine door een gewapend commando werden omgebracht. MagaZijn had een exclusief gesprek met Hubert, broer van Christian de Chergé, prior van de trappisten. Hij onthult hoe een oud trauma de ware reden is waarom de prior besliste om in het Algerijnse dorpje te blijven: ‘Nooit sprak Christian over deze tragedie. Pas toen de dreiging in Tibhirine naar z’n hoogtepunt groeide en Christian besliste om met de monniken ter plaatse te blijven, bracht hij aan het licht wat er zovele jaren eerder gebeurd was…’
Vanwaar die band van uw familie met Algerije?
We waren thuis met acht kinderen, Christian was de tweede, ik de derde. De vijf oudsten hadden het geluk om gedurende drie jaar in Algerije te leven. Dat was van 1942 tot 1945. Mijn vader was namelijk Frans officier en in oktober 1942 daar gestationeerd. In november landden de Amerikanen en volgde de breuk met het Vichyregime. Zo kwam het dat we drie jaar in Algerije bleven.
Dat heeft een grote impact op ons gehad omdat we nog kleine kinderen waren. Ik was vier jaar, Christian vijf. Tot mijn zevende heb ik dus in Algerije gewoond. Ik heb daar mijn Eerste Communie gedaan, midden in een moslimomgeving.
Terwijl die moslims waarschijnlijk heel gelovig waren …
Inderdaad! Toen we met de boot naar onze nieuwe plek voeren, legde mama ons uit dat het gebed van moslims met veel gebaren gepaard gaat en dat we daar in geen geval mee mochten lachen, want – zo zei ze – ‘die mensen bidden tot God’. De manier waarop mijn moeder ons dat vertelde, toonde heel duidelijk dat er maar één God is, ook al bidden mensen van verschillende religies op verschillende manieren.
mama legde ons uit dat het gebed van moslims met veel gebaren gepaard gaat en dat we daar in geen geval mee mochten lachen.
En inderdaad, in de straten zagen we moslims op hun specifieke manier bidden. Het kwam niet in ons op om daar niét ernstig mee om te gaan. We voelden heel sterk hoe hun bidden met hun hele leven en werken verweven was.
Hoe ging Christian met die speciale omgeving om?
Van toen al – hij was amper zeven jaar oud – vertelde Christian dat hij later, wanneer hij groot zou zijn, priester wilde worden. Mijn vader raadde hem aan om dat verlangen in zijn hart op te bergen en er niet meer over te praten totdat de tijd rijp was om daar effectief over te beslissen. Op dat moment was hij daarvoor nog te jong.
Ik heb dat altijd als een wijze raad van mijn vader ervaren: hij wilde niet dat Christian zich later verplicht zou voelen om priester te worden omdat hij daar voordien zoveel over gepraat had. En inderdaad: Christian zweeg tot op de vooravond dat hij naar het seminarie zou gaan. Hij was ongeveer twintig jaar en pas toen vertelde hij wat hij van plan was! Dat was toch wel straf …
Na drie jaar Algerije keerden jullie naar Frankrijk terug …
Ja, vanuit Algerije werden we met een militair vliegtuig, een bommenwerper, naar Frankrijk teruggebracht. Ik herinner me dat de soldaten die ons vergezelden een grapje met ons uithaalden. Ze maakten ons wijs dat we heel voorzichtig moesten zijn: we mochten de knoppen in het interieur niet aanraken omdat anders bommen uit het vliegtuig zouden vallen, haha! Je kunt je wel voorstellen dat wij bijzonder opgewonden waren omdat we naar Frankrijk terugkeerden.
we mochten de knoppen in het interieur niet aanraken omdat anders bommen uit het vliegtuig zouden vallen…
Zo klein als hij was, waarschuwde Christian me al dat we in Frankrijk met ons christelijk geloof een minderheid zouden vormen. Dat vond ik bijzonder vreemd, want in Frankrijk zaten de kerken toch vol? Dat was inderdaad het geval, maar op de straten van Parijs zag je geen enkel teken van gebed of van de vanzelfsprekende aanwezigheid van God. Dat was in Algerije heel anders en dat was voor ons heel belangrijk geweest: mogen ervaren dat God overal was en ons hart kende.
Wat voor iemand was Christian in zijn jeugd?
Christian was altijd al een briljante student. Als jongere broer was het niet makkelijk om na hem te komen! Op het college discussieerde hij met zijn klasgenoten en daar kwam hij steevast als winnaar uit. In het schoolse milieu was hij omringd door trappisten, maar zelf wilde hij benedictijnermonnik worden. Die zijn meer intellectueel ingesteld.
Met zijn vrienden van toen is hij tot aan zijn dood blijven corresponderen. Zo was er Vincent Desprez, eveneens monnik geworden en redacteur van het tweemaandelijks tijdschrift ‘Lettre de Ligugé’. Hij zat verlegen om kwalitatieve bijdragen. Daarom vroeg hij aan Christian om te vertellen over zijn leven als christen in een moslimomgeving. Maar mijn broer weigerde altijd: ‘Mijn taak als trappist is het om hier de aarde te bewerken. Jij bent het die met je hoofd in de boeken zit, dat tijdschrift is dus niet mijn probleem!’ Maar Vincent bleef aandringen en uiteindelijk gaf Christian toe: hij schreef over zijn leven in Tibhirine.
Wat is er van die correspondentie geworden?
Weet je wat ik ontroerend vind? Dat Vincent die hele briefwisseling bewaard heeft en er later een boek van heeft gemaakt: ‘L’invincible espérance’. Daarin vertelt Christian, bijna dag na dag, hoe hij het samen werken en samen bidden met zijn Algerijnse moslimburen heeft ervaren.
God heeft echt wel humor: Christian moest toentertijd behoorlijk overtuigd worden om zijn verhaal te vertellen. Vandaag bestuderen katholieke theologen wereldwijd zijn teksten om meer over interreligieuze dialoog te leren. Zo belangrijk zijn zijn geschriften intussen geworden! De manier waarop Christian als katholiek christen met de islam omging, was een echte eyeopener. Zijn boekje ‘L’invincible espérance’ is niet makkelijk om te lezen. Hij vertrekt altijd van concrete situaties die hij met zijn moslimvrienden beleefd heeft. Daarop reflecteert hij en hij zoekt naar interpretaties.
De noodzaak van interreligieuze dialoog, ontmoeting en uitwisseling is vandaag vanzelfsprekend, maar gedurende lange tijd was daar geen behoefte aan: wij hadden toch de beste godsdienst van de hele wereld? Het had geen enkel belang dat de joden en de moslims hetzelfde over hun eigen religie dachten.
Hoe kwam uw broer op het idee om naar Tibhirine te trekken?
Na zijn collegejaren volgde Christian een jaar rechtenstudies aan de universiteit, maar in de zomermaanden besliste hij om in september naar het seminarie te gaan. Voor mij leek dat een bruuske beslissing, want – zoals ik al zei – hij had daar met niemand over gepraat. Maar zijn besluit stond vast: hij ging naar het Institut Catholique van Parijs, een theologische faculteit. Daar voelde hij zich als een vis in het water. Toch wilde hij daarna in het parochieleven duiken: hij wilde zich voeden aan de praktijk en daarover reflecteren in plaats van in een ivoren toren te blijven zitten.
wij zagen Christian met al zijn talenten al kardinaal worden!
Monseigneur Charles, de rector van Montmartre – een belangrijk pelgrimsoord – merkte Christian op en benoemde hem tot directeur van een school. Gedurende de vier jaar dat hij daar aan de slag was, creëerde hij extra klassen. Het ging dus heel goed en wij zagen Christian met al zijn talenten al kardinaal worden!
Maar in 1968 vertelt hij eensklaps dat zijn roeping in Algerije ligt, in een klein gehucht dat Tibhirine heet. Mijn moeder, met wie Christian een heel intense band had, was er het hart van in. Gedurende de hele vakantie droeg ze een zonnebril om haar tranen te verbergen. Mijn vader wees Christian erop dat het evangelie zegt dat je je talenten niet in de grond mag begraven. Maar Christian gaf daarop geen antwoord … In 1978 overleed mijn vader. Hij was voordien al samen met mijn moeder Christian in Tibhirine gaan bezoeken, maar toch is hij gestorven zonder de roeping van zijn zoon te begrijpen …
Hoe keek u zelf aan tegen de roeping van uw broer om in Algerije tussen islamitische gelovigen te gaan leven?
Christian heeft zijn talenten niet begraven in Tibhirine! Hij heeft daar een zaadje geplant dat met de hulp van de hemel uitbundig is gaan groeien en bloeien. Kijk maar welke buitengewone weerklank de monniken van Tibhirine over de hele wereld hebben gekregen!
Toen Christian in 1968 besliste om naar Tibhirine te gaan, vroeg zijn toenmalige bisschop hem om nog een jaar in Frankrijk te blijven. Christian vond dat niet leuk, maar hij deed toch de zin van zijn bisschop die net als wij uit het Zuidwesten kwam. Dat extra jaar heb ik altijd als een geschenk van de Voorzienigheid beschouwd. Op Allerheiligen 1968 werd ik namelijk slachtoffer van een zwaar verkeersongeval en Christian kwam me bezoeken. Zo kreeg ik de kans om hem te vragen waarom hij in hemelsnaam naar Tibhirine wilde. ‘Weet je,’ zei hij, ‘voor moslims is het gebed heel belangrijk. Wel, ik wil graag het christelijk gebed zijn midden in het islamitisch gebed.’
met zijn handen de aarde bewerken? Dat zag ik mijn intellectuele en intelligente broer niet doen!
Dat vond ik geweldig en dat kon ik me ook voorstellen, want dat had ik zelf in onze kindertijd ook zo ervaren. Maar met zijn handen de aarde bewerken? Dat zag ik mijn intellectuele en intelligente broer niet doen! ‘In Algerije wil ik net zoals de Algerijnen de aarde bewerken,’ antwoordde hij. Dat vond ik sympathiek, ook al kon ik me hem moeilijk voorstellen terwijl hij bloembollen plantte. Ik vond hem eerder een benedictijnermonnik dan een trappist. ‘Maar benedictijnen zitten voortdurend alleen in hun cel,’ verduidelijkte hij zijn keuze, ‘terwijl trappisten in gemeenschap leven. Dat is niet altijd idyllisch, want je zit niet noodzakelijk op dezelfde golflengte. Sommigen vinden de gezangen tijdens het koorgebed fantastisch, terwijl die anderen net op de zenuwen werken. Maar we zijn als keien die zich aan elkaar schuren terwijl God ons aankijkt.’ Dat vond ik een mooie uitspraak.
Wat moet ik me voorstellen bij dat samenleven tussen de monniken en de moslims?
Toen de spanningen van de burgeroorlog groeiden en de dramatische situatie zich bij de monniken in Tibhirine aandiende, heb ik ontdekt dat zij niet alleen het christelijk gebed naast dat van de moslims aanwezig brachten, maar dat ze het ook met hen deelden. Twee keer per jaar organiseerden ze een spirituele ontmoeting tussen de christenen en de moslims rond een bepaald thema. Daarmee gingen ze zes maanden aan de slag, tot de volgende bijeenkomst.
Je kunt het een beetje vergelijken met wat er gebeurt als je samen met je kinderen aan het koken bent.
Het waren de moslims zelf die naar deze ontmoetingen vroegen. Zelf ben ik intussen al vele jaren geëngageerd in de interreligieuze dialoog. Vanuit mijn ervaring kan ik bevestigen dat moslims inderdaad heel vaak het initiatief nemen om te bidden. Het gebed is werkelijk helemaal ingebed in hun leven en werken. De monniken op hun beurt vroegen aan de inwoners van het dorpje om hen te komen helpen met klussen. Christian noemde dat ‘des travaux pratiques d’espérance’, praktische werken van hoop. Je kunt het een beetje vergelijken met wat er gebeurt als je samen met je kinderen aan het koken bent. Je kijkt elkaar niet altijd aan terwijl je met je taak bezig bent, maar je vertelt over ditjes en datjes. Intussen groeit er iets moois tussen jou en je zoon of dochter. Hetzelfde gebeurde tussen de monniken en hun buren.
Daarover schreef Christian in zijn correspondentie. Ik denk daarbij vaak aan een parel: die groeit rondom een irritatie in een schelpdier. Zo vertrekt Christian van het concrete om bij het spirituele uit te komen. De aanleiding was heel vaak een dagdagelijkse situatie waarop hij dan zijn eigen kijk ontwikkelde en een meditatie ontvouwde.
Het gaat er niet om elkaar te bekeren, maar om je eigen geloof te verdiepen, dankzij je contact met de ander.
De gebedscontacten die Christian met de moslims had, verliepen langs moslims van Médéa. Die hoofdstad van de provincie ligt in de buurt van Tibhirine. Na de dramatische gebeurtenissen kwam de zoon van een van die initiatiefnemers van het gemeenschappelijk gebed me opzoeken. Hij vroeg om opnieuw samen te bidden. ‘Theologie verdeelt mensen,’ zei hij, ‘dus dat wordt te complex. Laat ons misschien gewoon samen over een thema mediteren, wellicht kunnen we elkaar dan verrijken.’ Het gaat er niet om elkaar te bekeren, maar om je eigen geloof te verdiepen, dankzij je contact met de ander. Vaak gebeurt dat heel spontaan en natuurlijk.
Hebt u enig idee waarom uw broer in Tibhirine bleef, ondanks de groeiende dreiging van levensgevaar?
Toen Christian seminarist was, volbracht hij als twintigjarige reserveofficier zijn legerdienst in Algerije. Die duurde twee jaar vanwege de burgeroorlog daar. Christian vervulde zo’n beetje de functie van vrederechter in een dorpje. Daar leerde hij Mohammed kennen, die ongeveer twintig jaar ouder was dan hij en tien kinderen had. Ze worden vrienden. Het is de eerste keer dat Christian op een eenvoudige, diepe manier met een andere volwassene over zijn geloof kan praten.

Op een dag worden ze aangesproken door een groep gewapende Algerijnse mannen. Die bedreigen Christian, maar Mohammed komt tussenbeide: ‘Raak hem niet aan, hij is mijn vriend!’ Kwaad druipen ze af. Enkele dagen later ziet Christian Mohammed met een sombere en zorgelijke blik. Wat is er aan de hand met zijn vriend die altijd zo joviaal en goedlachs is? Blijkt dat het deze keer Mohammed is die bedreigd werd. Hij moet kamp kiezen: de Fransen of de Algerijnen. ‘Maar hoe kan ik kiezen, Christian? De Algerijnen zijn mijn broeders, jij bent mijn vriend!’ Christian verzekert Mohammed dat hij voor hem zal bidden. ‘Dank je wel, Christian’, antwoordt Mohammed, ‘het is alleen jammer dat christenen niet weten hoe ze moeten bidden …’ Daar had Christian niet van terug. Enige tijd later, op zondag 8 november 1959, wordt Mohammed vermoord teruggevonden, aan de rand van zijn waterput…
Nooit sprak Christian over deze tragedie, zelfs niet met zijn beste vriend, de vader van zijn petekind. Dit drama had hem veel te diep getroffen. Pas enkele decennia later, toen de dreiging in Tibhirine naar z’n hoogtepunt groeide en Christian besliste om met de monniken ter plaatse te blijven, refereerde hij voor het eerst aan wat er gebeurd was. Zoals zijn vriend Mohammed hem niet had verlaten, zo zou hij nu zijn islamitische vrienden niet alleen laten.
Het was bijzonder risicovol om daar in de bergen te blijven. Daarom wilde Christian maar met maximaal twaalf monniken zijn, een heilig getal om het gebed te verzekeren. Na de ontvoering in de nacht van 26 op 27 maart 1996 trokken de twee overgebleven monniken naar Marokko. Daar zorgt een piepkleine communauteit van vier à vijf monniken voor de continuïteit. Ze blijven samenleven met hun moslimburen als teken van interreligieuze dialoog en vrede. Onder hen is nog één overlevende van de moordaanslag: pater Jean-Pierre (nvdr: enkele maanden na dit zomerinterview is ook pater Jean-Pierre overleden). De andere overlevende, pater Amédée, is intussen overleden.
Hoe hebt u vernomen dat Christian en zijn medemonniken ontvoerd werden?
Via de radio hoorden we over de ontvoering. Onmiddellijk verzamelden we met de familie rond mijn moeder. We beseften heel goed dat Christian met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ook meegenomen was. Mijn moeder was de eerste die uit de shock ontwaakte en zei: ‘Omdat Christian prior van de monniken is, moeten wij nu contact zoeken met de families van de andere monniken om elkaar te ondersteunen.’
In de Koran staat expliciet dat monniken gerespecteerd moeten worden omdat ze mannen van gebed zijn.
Terwijl we zoeken naar hun adressen rinkelt de telefoon. Aan de lijn is een priester die samen met Christian in het seminarie zat en nu in zijn bisdom verantwoordelijk is voor de relaties tussen christenen en moslims. Samen met Sarad, een Algerijn, had hij daartoe een vereniging opgericht. Sarad was toevallig in de kamer tijdens het telefoongesprek en die priester geeft hem door aan mijn moeder. Sarad vertelt haar hoe diep geschokt hij is door wat er is gebeurd. Niet alleen omdat het vreselijke feiten zijn, maar ook als moslim. In de Koran staat namelijk expliciet geschreven dat monniken gerespecteerd moeten worden omdat ze mannen van gebed zijn. Daarop stelt mijn moeder aan Sarad voor om samen te bidden. En dat doen ze ook, ieder met z’n eigen woorden en vanuit z’n eigen visie op God, maar wel samen onderweg. Dat was heel ontroerend … Dat moment bracht bij mij een enorme verbondenheid met Christian teweeg en gaf me ook de klik om me daarna te engageren voor interreligieuze dialoog.
Hoe was dat voor u toen u hoorde dat Christian en zijn medebroeders besloten om daar te blijven?
In het begin hebben we hevig geprotesteerd. We vonden het echt een idiote beslissing. Ik vertelde al hoe Christian me op Allerheiligen 1968 over zijn roeping sprak. Daarna had ik er meer vrede mee. Maar op Kerstmis 1993 – zoals je in de film ‘Des hommes et des Dieux‘ kan zien – kregen de monniken bezoek van de terreurgroep GIA, de Groupe Islamique Armé. Vanaf dat ogenblik waren ze in gevaar, dat besefte Christian maar al te goed. In 1994 heb ik hem in een brief duidelijk gemaakt dat het voor mij nu echt welletjes was. Hij had zijn punt gemaakt: ‘Inderdaad, in het evangelie staat geschreven dat er geen grotere liefde bestaat dan je leven te geven voor je vrienden. Maar jij, Christian, jij geeft niet je leven, maar je dood en bovendien sleur je anderen daarin mee!’ Hij schreef me niet terug.
In 1994 heb ik hem in een brief duidelijk gemaakt dat het voor mij nu echt welletjes was.
Enkele maanden later zag ik hem voor het laatst rond de tafel, samen met onze moeder. Hij vertelde over het bezoek van de GIA en over een gesprek met een moslimvriend in Tibhirine. Aan die had hij verzekerd: ‘Wij zijn als vogels op een tak. Als de Algerijnse autoriteiten ons vragen om te vertrekken, zullen we dat doen.’ Daarop had zijn vriend geantwoord: ‘Allemaal goed en wel, Christian, maar wij zijn de vogels, jullie zijn de takken. Als jullie vertrekken, aan wie moeten wij ons dan vasthouden? Hoe moet het dan verder met ons?’ Ik begreep dat dit zijn antwoord op mijn brief was.
Daarna had ik vrede met zijn beslissing om solidair te blijven met de Algerijnse bevolking. Bovendien was het een gezamenlijk gedragen beslissing. De hele monnikengemeenschap stond er achter, het was geen solo-besluit van Christian. Dat zie je heel mooi uitgewerkt in ‘Des hommes et des Dieux’ en ik mocht het ook persoonlijk horen in het bijzonder ontroerende getuigenis van Jean-Pierre, de laatste overlevende.
Kon Jean-Pierre jullie meer vertellen over wat er met de monniken gebeurd is?
Op 23 mei 1996 maakte de fundamentalistische islamitische beweging GIA bekend dat de trappisten vermoord waren, waarschijnlijk tussen 25 en 27 april. Enkel hun hoofden werden teruggevonden. De ware toedracht is tot op vandaag nooit opgehelderd. Na de dramatische gebeurtenissen kwam Jean-Pierre mijn moeder en onze familie bezoeken. Hij vertelde het volgende verhaal: ‘Op zondagen voordat de GIA ons een bezoek bracht – op Kerstmis 1993 – werkte Christian in zijn bureau. Hij schreef dan brieven en liet de andere monniken een beetje aan hun lot over. Na het GIA-bezoek veranderde zijn houding volledig. Vanaf dan bracht hij elke zondag met iemand van ons door, niet met ons allemaal samen, maar met ieder van ons afzonderlijk in een persoonlijke ontmoeting. Vanaf dat moment besprak hij elk probleem, hoe klein en onbelangrijk ook, met de hele gemeenschap. Soms ervaarde ik het bijna als te mooi om waar te zijn. Die laatste periode was echt een intense, sterke tijd.’
Zelf vind ik een tekst die Christian in november 1993 aan zijn jeugdvriend Vincent schrijft heel speciaal: ‘Wat we hier in Tibhirine meemaken, is ongelooflijk. Hoe kan ik ervoor zorgen dat iedereen weet dat we hier als in een profetie leven?’ Enkele dagen later, op 1 december 1993, worden de buitenlanders in Algerije aangemaand om te vertrekken als hun leven hen lief is. Dezelfde dag nog begint Christian aan zijn spiritueel testament; op 1 januari 1994 werkt hij het af. De kerk Sint-Michel, hier in ons dorpje Saint-Michel-de-Bannières (nvdr: in de vallei van de Dordogne waar de familie de Chergé een buitenverblijf heeft), heeft die tekst van Christian op een marmeren plaat laten graveren.


Tussen het schrijven en het afwerken van Christians spiritueel testament situeert zich dat bangelijke bezoek van de GIA. Die periode en die gebeurtenissen probeer ik spiritueel te lezen. Om dat te doen, kijk ik naar wat erop volgde. Aan zijn petekind, de zoon van onze broer Gérard, bezorgde Christian zijn spiritueel testament. Vanaf het ogenblik dat die tekst in de christelijke krant La Croix verscheen – op 29 mei 1996 – , kreeg die onvermoede weerklank: dezelfde avond nog wordt de tekst op televisie geciteerd door de beroemde Franse schrijver en tv-journalist Patrick Poivre d’Arvor. Ongelooflijk toch? Dat is voor mij echt een knipoog van God. En op 8 december 2018 werd Christian, samen met zijn zes vermoorde medemonniken en twaalf andere katholieke religieuze martelaars, zalig verklaard in de Algerijnse stad Oran.
Mag ik ervan uitgaan dat uzelf ook diep gelovig bent?
Absoluut, maar de twijfel is een onderdeel van mijn geloof. Wanneer ik dat aan mijn moslimvrienden vertel, zijn ze verwonderd. ‘Hoe kan je nu twijfelen aan God?’ vragen ze zich af. ‘Hoe weet jij dan of de goede God echt in jou is?’ repliceer ik dan.
twijfel is een onderdeel van mijn geloof.
Voor mij vergezelt twijfel je altijd, bij elke beslissing die je neemt. Ik vind het geweldig wanneer mensen niet gelovig zijn en toch een goed leven leiden.
Praat u met uw broers en zussen over wat met Christian is gebeurd?
Zeker, maar ieder van ons gaat daar op een andere manier mee om. Eén van mijn zussen houdt contact met de hele familie van alle monniken en gaat hen ook bezoeken in Midelt. Mijn oudste broer Robert – hij is intussen 85 – heeft wat meer afstand genomen. Hij houdt zich wel bezig met een organisatie die waakt over de auteursrechten van de monniken. Dat is van bijzonder belang voor het spiritueel testament van Christian. We willen namelijk absoluut vermijden dat de pers daar op een onrechtmatige manier gebruik van maakt. Daarom hadden we aan La Croix de voorwaarde opgelegd dat ze die tekst in z’n geheel moesten publiceren of anders helemaal niet. We wilden niet dat excerpten een eigen leven gingen leiden.

Een andere broer is strikt traditioneel katholiek. Voor hem lijkt het wel alsof moslims van een totaal andere planeet komen. En toch heeft hij de roeping van Christian altijd gerespecteerd, net zoals onze hele familie. Zowel voor als na de tragische gebeurtenissen hebben we zijn missie nooit in twijfel getrokken.
Christophe, de benjamin van de monniken, was een beetje de revolutionair van de groep. Zijn familie is ook eerder revolutionair. Wel, verschillenden van hen willen niets meer met Tibhirine te maken hebben. En toch hebben net zij met zeven mensen een visum gekregen om naar de begrafenis te gaan. Hun verdriet is nog altijd zeer groot en ze leven gedeeltelijk in ontkenning.
U hebt zelf een initiatief voor interreligieuze dialoog opgezet …
Ja, na de dood van Christian heb ik me sinds 1998 geëngageerd voor betere contacten tussen christenen en moslims, zowel spiritueel-intellectueel als op het terrein. Met die vereniging hebben we echt ongelooflijke uitwisselingen in Versailles. We organiseren die samen met vrienden van mijn broer. Die moslims praten bijna onmiddellijk over de goede God. Christenen weten niet goed hoe daarop te reageren en vragen daarom om extra vorming. Ik zei het al: niemand probeert de ander te overtuigen of te bekeren. We verrijken elkaar en verdiepen daardoor ons eigen geloof.
Ik kan me voorstellen dat Christian mensen ontmoette die zich tot het christendom wilden bekeren…
Inderdaad, hij weigerde niet om hen daarin te begeleiden maar tegelijkertijd zei hij altijd dat de kortste weg om als gelovige bij God te komen niet noodzakelijk via een bekering tot het christendom liep. Het is uiteraard een mogelijkheid, maar daarom niet altijd de beste optie.
de kortste weg om als gelovige bij God te komen loopt niet noodzakelijk via een bekering tot het christendom.
Zelf kom ik ook in contact met bekeerlingen in de twee richtingen, alhoewel ik meer mensen ken die eerst moslim waren en nadien christen werden dan omgekeerd. Ik zie daarin twee soorten bekeerlingen. In het ene geval zijn het mensen van vrede en bruggenbouwers omdat zij beide godsdiensten van binnenuit kennen. In het andere geval verwerpen ze hun vorige religie volledig. Persoonlijk vind ik die laatste keuze geen vruchtbare weg. Ik geloof dat de goede God op miljoenen unieke manieren van ons houdt. Daarom mogen ook wij op miljoenen unieke manieren van Hem houden.
Wat in 1996 aan religieuze dreiging, geweld en terrorisme de kop opstak in Tibhirine zie je nu overal in de wereld gebeuren.
Ja, dat is een groot probleem. Tegelijkertijd worden op zovele plaatsen bescheiden initiatieven opgezet waarbij christenen en moslims samen aan een betere wereld bouwen. Dat is een reële evolutie die je jammer genoeg niet vaak op televisie ziet. Een boom die traag groeit, maakt geen lawaai, in tegenstelling tot een boom die valt. Onze hoop ligt bij die bloeiende en groeiende bomen.
Wat hebt u het meest geleerd uit uw ontmoetingen met moslims?
Heel zeker het belang van het gebed. Die aanwezigheid van God in hen is werkelijk opvallend, zowel bij hoog- als bij laagopgeleide mensen. Ik zie daarin geen verschil tussen ingenieurs, journalisten en eenvoudige mensen. Vaak heb ik tijdens contacten met een moslimvriend ervaren dat we met Drie waren. Ik heb geen enkele behoefte om theologisch te onderzoeken of die Derde de God van de christenen of van de moslims is. We werden gewoon opgenomen in een Aanwezigheid die ons overstijgt en die we niet kunnen beschrijven. Het enige wat ik weet, is dat de diepte in onze ontmoeting niet het werk van ons beiden was.
Die aanwezigheid van God in hen is werkelijk opvallend, zowel bij hoog- als bij laagopgeleide mensen.
Voor gelovige moslims is die Aanwezigheid een soort vanzelfsprekendheid, onder andere omdat zij de gewoonte hebben om vijf keer per dag te bidden. Als christen moet je daarvoor bijna een monnik zijn! Maar voor moslims functioneert dat regelmatige en geritmeerde gebed als een ademhaling die hen verkwikt en rust geeft. En dat voel je in het contact met hen.
Naast het gebed heb ik dankzij hen ook de plaats van Maria herontdekt. Voor christenen staat Jezus altijd centraal, ook als het over Maria gaat: Maria is de moeder van Jezus. In de Koran is het omgekeerd, daar is Maria het referentiepunt: Jezus is de Zoon van Maria. Daarom denken niet weinig moslims dat de Heilige Drie-eenheid in het christendom bestaat uit God de Vader, God de Zoon en de Maagd Maria! Niet geheel onlogisch, toch? (lacht)
Interview: Johan Van der Vloet
Boeiend artikel? Help ons zin vinden en zin delen:
- klik hier en sluit je aan bij het MagaZijn van de zin
- laat een reactie achter onder dit artikel
- deel dit artikel met je vrienden en familie
- stuur ons jouw eigen zingevend verhaal op info@magazijn.community
Dank je wel!