‘De vergetenen’ – een hedendaags kerstverhaal…

0
403
Jezus en Maria op de vlucht

Op basis van het winternummer van MO* over ‘de vergetenen’ schreef Brigitte Puissant een hedendaags kerstverhaal over vluchtelingen, als dank aan het magazine en haar medewerkers. We delen dit graag met onze MagaZijnlezers!

In de ochtend van 24 december …

Twee gestalten stappen langs ‘Le Diagonale du Vide’. De bolle wollen jas van Maria beweegt als een kleurrijke stip. Jozef schuift naast haar mee, met een soort bult op zijn rug. Als twee vingerpopjes, die net niet worden opgeraapt door zwaar vrachtverkeer. Deze route is een dankbare sluipweg; er zijn geen controles. Hier lijkt het al te schemeren terwijl het nog ochtend is.

‘Ik denk dat ze slaapt nu’, zegt Maria terwijl ze haar hoogzwangere buik streelt. ‘Daarjuist leek ze plezier te hebben in de boot.’

‘Ik zag ook jouw buik golven toen ik naast je zat’, bevestigt Jozef.

‘Toeval, hé, dat we op een boot terechtkwamen waar die uitspraak van Jesaja op geschilderd was?’

‘En dat naast logo’s van voetbalteams!’, grinnikt Jozef. Hij trekt zijn rugzak recht, vooraleer hij het Bijbelvers prijsgeeft aan de grauwe grijze lucht.

De zuigeling speelt bij het hol van de adder,
en het kleine kind steekt zijn handje in het nest van de slang!
Dan zondigt niemand meer, doet niemand meer kwaad
op heel mijn heilige berg,
maar zal de gehele aarde vervuld zijn met liefde tot God,
zoals de zeebodem bedolven is onder het water. 

Het ritme van deze verzen helpt bij het stappen.

De laatste zin roept bij Jozef associaties op aan de vertellingen van visser Frédéric, een paar uren geleden: ‘Het water verzuurt, de lamantijn, een wild roofdier op de bodem van de zee, sterft uit, met alle gevolgen van dien … Al dat geroofde leven,’ zucht Jozef.

Maria zucht mee. ‘Het is verschrikkelijk, en ons kind… in deze wereld …’

Na een poosje waait een mooi beeld van de voorbije avond bij haar binnen:

‘Fijn hé, Jozef, die vrouwen bij elkaar op het strand, hoe ze samen de vis rookten!’

‘Het smaakte heerlijk!’ antwoordt Jozef.

Maria denkt verder aan de hechte groep lotgenoten, die zoals zij, nog net een gedwongen sterilisatie – door het programma voor gezinsplanning van Fujimori – konden ontvluchten, dankzij de Vereniging voor Peruaanse vrouwen.

Ze neemt Jozefs hand vast. Met haar linkerhand ondersteunt ze haar buik onderaan, alsof de baby er elk moment kan uitvallen.

‘Ik vind het hier akelig’, zegt ze na een behoorlijke afstand langs verwaarloosde loodsen. ‘Het ruikt hier naar benzine en roest.’

Houten plakkaten met affiches wiegen onzeker langs de kant van de weg. ‘Stem Zemmour.’

‘Die man staat mij niet aan,’ mompelt Maria bedrukt.

Een jongeman fietst langs een vrouw aan de overkant. Ze loopt gebukt onder een vracht plastic tassen met boodschappen. De fietser stopt, zij praten even. De vrouw gebaart een ontkenning met heel haar lijf en vervolgt haar weg, nadat ze haar kap heeft opgezet.

De man merkt nu het koppel op. Hij steekt over, en stelt zich onmiddellijk voor: ‘Ik ben Pieter Stockmans van MO*. Triestige baan hé!’ (Hij doelt op de steenweg en niet op zijn job).

Hij kijkt bezorgd naar het tweetal dat zich voorstelt als Maria Carbajal en Jozef Lebeuse.  Ze ruiken naar vis en nog iets zoets dat Pieter niet kan thuisbrengen. Die geur triggert iets enthousiast in hem.

‘Waar gaan jullie naartoe?’ vraagt hij hen.

‘We weten het nog niet goed’.

Jozef kijkt Pieter aan met een rustige blik.

‘Maar het is wel zo dat we gauw een stad willen bereiken, waar Maria kan bevallen.’

‘Ik zie dat het voor binnenkort is. Zal ik je op mijn bagagedrager naar de stad brengen, Maria? Jozef, jij kan het zadel op. Ik zal met de bagage lopen die niet in de fietstassen kan.’

‘Maar je moet toch de andere kant op?’ zegt Maria verbaasd.

‘Dat geeft niet. Praten met mensen is mijn werk. Ik loop dus met jullie even mee tot ginder.’

Pieter vertelt dat hier alleen nog armen wonen. Hij wijst naar een groep jongeren op een scooter voor een keet: ‘Drugshandel, daar. En dat geld gaat naar lonen van Syrische strijders aan de zijde van Assad’, beweert hij hijgend.

Terwijl proberen Jozef en Maria hun evenwicht te houden op de vals platte baan. Af en toe kijken ze Pieters richting uit. Wat hij vertelt, schokt hen. Ook de baan. Jozef zucht en kreunt. Het fietsen is lastig, hij voelt nu pas hoe stram zijn spieren nog zijn van de bergtocht, een paar dagen geleden. De weg was geblokkeerd door een aardverschuiving. Toen moesten ze de trucker die ze met zorgpersoneel deelden, verlaten om te voet verder te gaan. Maria droegen ze op een brancard, op weg naar Himachal Pradick, een afgelegen dorp waar verplegers de mensen een eerste vaccinprik zouden geven. Door dat hele avontuur, waren ze nu wel driedubbel gevaccineerd, ze konden tegen een stootje.

Pieter verhaalt verder in horten en stoten over Afghanistan, Iran, Oost-Europa. Over braindrain en vluchtende kunstenaars, journalisten en mensenrechtenactivisten. Over migranten die het lege Spanje in leven houden. Na een tijd lukt het niet meer, die vertellingen samen met het geluid van enkele voorbij zoevende vrachtauto’s en de naderende spoorweg. Pieter steekt zijn oortjes in, loopt en lacht tegelijk op muziek van Gabriel Rios, Trixie Whitley, … Hij besmet Maria en Jozef met zijn vrolijkheid. Lachend trapt Jozef verder. Maria merkt dat er steeds meer lichtjes dichterbij komen, rond de rug contouren van haar man. Stevig houdt ze zich vast aan het zadel, terwijl haar vlechten dansen op het zoeven van de wind.

In de nacht van 24 op 25 december….

Het was het idee van een paar Iraanse vrouwen om Maria op deze begraafplaats te laten bevallen. Ze trokken het hoogzwangere koppel mee uit de drukte op het plein. Samen met Jozef ondersteunden ze Maria naar hun bedevaartplek, Shalamech, de plek waar moeders op stoffelijke overschotten nog hopen op de terugkeer van hun zonen uit de Iraaks-Iraanse oorlog.

Na het drukke heen en weer met warm water, lakens, een tent, en de bewogen bevalling, ligt Joshua nu rustig te slapen op en in de verzamelde dekens.

De vrouwen van deze bedevaartplek zingen wiegeliederen. Of hoe de dood het leven inzingt.

‘Zie je die lichtjes in de verte?’ fluistert Maria, nog zwak van de bevalling.

‘Het zijn mensen! Ja, ze stappen naar hier!’ roept Jozef.

De Iraanse vrouwen wijzen en zwaaien met hun hele lijf.

En effectief, even later ontwaren ze de hele schare uit de stad: de man die het onrecht aankaartte van de petrodollars voor de ontginning van olie in zijn land, Guyana, de Afghaanse journalist die met Gie Goris videobelde, Angèle Djecket Akouba uit Ivoorkust. Zij bedelde naast het station, met het portret van haar moeder. Het geld zou ze gebruiken om haar te herbegraven, omdat de zee sinds de klimaatopwarming de graven langs de kust wegspoelt. Dat vertelde ze deze namiddag aan Jozef en Maria. Zij beluisterden haar verdriet met zo’n open hart, dat ze hen van ver volgde. Ze vermoedde niet dat alle anderen met wie het koppel had gesproken, voor dezelfde route kozen.

‘Hé, Gie, Angèle, Fatemeh, Gregor, Zoran, …’ roepen Maria en Jozef door elkaar.

‘Maria, Jozef, ooooh wat een zalig kindje!’

‘Hoe heet ze?’

‘Joshua!’

‘Ze volgt ons al met haar ogen, kijk eens!’

‘Ze heeft de ogen van Jozef en de jukbeenderen van Maria …’

Jozef ritst zijn rugzak open en deelt zijn proviand uit. Iedereen volgt. De Iraanse vrouwen leggen hun hoofd- en omslagdoeken op de grond, en op de kortste keren ligt het daar vol met de lekkerste dingen. Mondmaskers vallen af.

Na het schrokken, kauwen, genieten, begint de ene en vervolgt de ander met het vertellen van zijn verhaal. De anderen luisteren intens rond het vuur dat ze samen aanstaken. Het samengetroepte volkje knikt, roept, huilt … naargelang de heersende melodie in het verhaal: machtsmisbruik, honger, vlucht, overstroming, verlatenheid, samenkomst, verzet, hoop, belofte, engagement. En dan wordt het stil, zo stil dat je Joshua hoort zuigen aan de borst. In de verte, een hond, een uil, een wolf misschien.

De veertienjarige Nigeriaanse tweeling komt naast Maria en Jozef staan en zingt een lied waarvan zo’n diepe spirituele kracht uitgaat, dat ze engelen lijken. Tranen van ontroering vloeien. Joshua en Maria vallen in slaap. Jozef vouwt de handen samen met nog een paar anderen. Anderen knielen en bidden in overgave. Of reiken hun handen naar de hemel.

Na de laatste galm door de nacht slaapt iedereen waar hij plaats vindt. Behalve Jozef. Hij kijkt naar zijn kind en voelt diep van binnen iets dat op zijn plek valt: hier wordt een nieuw verhaal geboren.

’s Anderendaags krijgt Pieter, op weg naar Roemenië, een fotootje van het gebeuren, doorgestuurd door Samira Bendadi. Verbaasd kijkt hij naar het bonte gezelschap, terwijl het Bijbelvers hem te binnen schiet. Het vers dat Maria en Jozef het laatste stuk van de weg opzegden als een bemoedigende mantra:

De zuigeling speelt bij het hol van de adder,
en het kleine kind steekt zijn handje in het nest van de slang!
Dan zondigt niemand meer, doet niemand meer kwaad
op heel mijn heilige berg,
maar zal de gehele aarde vervuld zijn met liefde tot God,
zoals de zeebodem bedolven is onder het water. 

Tekst: Brigitte Puissant – als dank aan MO*

Foto ‘De vlucht naar Egypte’ © Pixabay

Boeiend artikel? Help ons zin geven en delen

 Dank je wel!

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here