Operationeel directeur UZ Leuven Nancy Vansteenkiste: ‘Ik wil het werkveld nog meer kunnen voelen.’

0
800
Operationeel directeur UZ Leuven Nancy Vansteenkiste © UZ Leuven - rv

Hoe kom je als ingenieur in het directiecomité van UZ Leuven terecht? Bij ‘ziekenhuis’ denk je toch allereerst aan artsen en verpleging? Maar een ziekenhuis is een complexe organisatie! Een van de grote uitdagingen? Zorgen dat alle processen efficiënt verlopen zodat patiënten beter geholpen worden. Voor operationeel directeur Nancy Vansteenkiste is dat een dagelijkse uitdaging: ‘Waarin ik geloof? In mensen die samen zaken kunnen bereiken als ze open spreken met elkaar.’

Toen haar grootmoeder ziek werd en dementeerde, kreeg ze grote bewondering voor zorgverleners. Dat zou vele jaren later terugkeren in haar keuze om voor ziekenhuizen te gaan werken.

Na haar ingenieursstudies start Nancy Vansteenkiste als kwaliteitsverantwoordelijke in een ziekenhuislabo te Mechelen. Aan de KU Leuven volgt ze de opleiding management en beleid van de gezondheidszorg. Daar hoort ze van een vacature in Gasthuisberg. En zo rolt ze in 2000 het ziekenhuis binnen. Eerst gaat ze aan de slag binnen de dienst Management en Informatie Rapportering – voor alles wat met cijfers te maken heeft -, daarna als administratief manager voor de benedencampus in Pellenberg. Een jaar lang werkt ze aan het zorgprogrammaproject tot ze in 2009 de kans krijgt operationeel directeur van het UZ Leuven te worden.

Vertel eens, hoe ziet de job van een operationeel directeur er uit?

Wel, een ziekenhuis heeft altijd een strategie voor ogen. Die probeer ik samen met mijn team te matchen met die van de verschillende medische diensten. Uiteraard moeten we die dan ook nog realiseren. Onze medische diensten zijn zeer professioneel. Verpleegkundigen, paramedici en artsen zijn bijzonder gedreven en hebben veel expertise. Van daaruit optimaliseren ze hun domein, maar daardoor verloopt de onderlinge samenhang soms ook stroef.

Nancy Vansteenkiste: ‘Zowel de hospitalisatieafdelingen als de dienst spoedgevallen organiseren zich goed, maar wij helpen om de overgangsmomenten tussen beide te vergemakkelijken.’ © UZ Leuven – rv

Mijn taak komt dikwijls neer op het behouden of creëren van een breder overzicht. Zo ben ik onder andere bezig met projecten om de doorstroom van spoedgevallen naar het beddenhuis te verbeteren. Zowel de hospitalisatieafdelingen als de dienst spoedgevallen organiseren zich goed, maar wij helpen om de overgangsmomenten tussen beide te vergemakkelijken. Dat is extra belangrijk omdat we momenteel met een structureel tekort aan verpleegkundig personeel kampen.

Hoe pakken jullie zo’n project als gevolg van personeelstekort aan?

Aan de ene kant is het belangrijk om ervoor te zorgen dat patiënten die niet echt een hospitalisatie nodig hebben, daadwerkelijk niet opgenomen worden. Dat noemen we ‘ambulantiseren’.

is het een goed idee om eenheden samen te voegen? Of kiezen we beter voor kleinere verpleegeenheden?

Aan de andere kant maken we enkele denkoefeningen: is het een goed idee om eenheden samen te voegen? Of kiezen we beter voor kleinere verpleegeenheden? Dit soort vraagstukken overschrijdt verschillende diensten. Die diensten hebben dit jaar allemaal hun beleidsplan geschreven. Zo krijgen we vanuit alle expertises veel input over wat op ons afkomt.

Wat doen jullie met die informatie?

Wij kijken welke elementen in veel beleidsplannen voorkomen. Datastrategie is daarvan een voorbeeld. Iedereen wil met data aan de slag! Denk daarbij aan data-analyse, maar ook aan artificiële intelligentie. Wij vragen ons dan af: hoe maken wij, als operationeel directeurs, daarvan een strategie op ziekenhuisniveau? Daarnaast werken we aan concrete projecten binnen een bepaalde dienst.

Jullie zorgen er dus voor dat processen binnen het ziekenhuis zo vlot en gecoördineerd mogelijk verlopen…

Ja, absoluut. Zo proberen we de strategie die we samen hebben uitgeschreven te realiseren of er op z’n minst de contouren voor te creëren.

Wat wil u vanuit uw functie als operationeel directeur bijdragen aan de wereld?

Ik ben niet zo’n grote dromer, strateeg of visionair. Ik ben wel erg geboeid door mensen die wel dat groter beeld zien. Zelf probeer ik – vanuit dat breder beeld – binnen mijn eigen stukje wereld, daar waar ik impact heb, stukjes van de puzzel te leggen.

Ik probeer binnen mijn eigen stukje wereld, daar waar ik impact heb, stukjes van de puzzel te leggen.

Ik ben redelijk praktisch ingesteld, met mijn voeten op de grond. Ik probeer vooral een steentje in de rivier te verleggen om in die richting te gaan. Wat we optimaliseren, komt uiteindelijk ten goede aan de mensen die hier werken en aan de patiënten die hier opgenomen worden.

Klopt het dat het directiecomité amper twee vrouwen telt?

Naast Katrien Kesteloot en ikzelf, is Miek Peeters er bijgekomen als algemeen secretaris. Zij vervangt Jan Verhaeghe. We zijn dus met drie vrouwen van de elf directieleden.

Hoe voelt het als vrouw in die mannenwereld, of mag ik dat niet zo omschrijven?

Ik ervaar dat niet zo erg als een mannenwereld. We proberen allemaal, vanuit wie we zijn, ons steentje bij te dragen. Er zitten inderdaad nog altijd veel meer mannen in het directiecomité en in de directies rondom ons. Dat zie je ook bij de medische diensthoofden en bij de mensen met wie we samenwerken. Bij de hoofdverpleegkundigen zijn het dan weer veel meer vrouwen die de leiding nemen.

Nancy Vansteenkiste (eerste van links), samen met professor Gert Van Assche (tweede van links) en twee genodigden voor het emeritaatsconcert 2018: ‘Ik merk niet zoveel verschil in de inhoud die vrouwen of mannen inbrengen.’ © UZ Leuven – rv

Ik sta niet zo veel stil bij die kwestie. En toch ben ik daar zelf wel alert voor als ik in een forum zit. Als we groepen samenstellen, zal ik ervoor zorgen dat er voldoende vrouwen mee rond de tafel zitten. Voor de rest merk ik niet zoveel verschil in de inhoud die vrouwen of mannen inbrengen. Misschien heeft dat ook te maken met de specifieke sector waarover het hier gaat. In onze zorgcontext zie ik hoe ook mijn mannelijke collega’s diezelfde waarden heel fel meedragen.

U zegt dus niet: ‘Oh, de inbreng van vrouwen is anders dan die van mannen’. Die gemeenschappelijke richting van zorg maakt volgens u dat jullie meer op elkaar afgestemd zijn …

Inderdaad. Ik vind het wel belangrijk dat je als vrouw ook de mogelijkheid krijgt om naar zo’n functie toe te groeien. In mijn eigen situatie was dat gelukkig het geval. Mijn man is ook ingenieur, wij zijn samen afgestudeerd en we hebben drie kinderen geadopteerd.

Als je als vrouw professionele kansen wil grijpen, is het belangrijk dat je mogelijkheden vindt om dat op een draagbare manier aan te pakken.

Toen ik de kans kreeg om operationeel directeur te worden, hebben we onze thuissituatie aangepast. Mijn man werkte op dat moment in de suikerfabriek van Tienen als productie-ingenieur. Hij was vaak weg voor zijn job. We hebben er toen voor gekozen om de balans wat te veranderen. Als je als vrouw professionele kansen wil grijpen, is het belangrijk dat je mogelijkheden vindt om dat op een draagbare manier aan te pakken. Dat hebben wij heel bewust gedaan.

Op 8 maart vieren we internationale vrouwendag. Vrouwenorganisaties pleiten voor meer vrouwen in topfuncties. Maar volgens u is de kwestie iets complexer dan dat?

Ja, ik denk dat het een samenspel is van verschillende zaken. Je kunt als vrouw die topfunctie willen, maar je moet ook de veiligheid hebben om het te kùnnen doen. Daar komen keuzes op het thuisfront bij kijken, bijvoorbeeld door je anders te organiseren.

Het is belangrijk dat je daar een evenwicht in vindt, net zoals een man dat ook moet doen. Maar misschien ligt het voor een man nog steeds meer voor de hand dat hij voor zijn carrière gaat. Ikzelf heb gelukkig de juiste context en een gezin dat achter mij staat. De mogelijkheid krijgen om in zo’n functie te komen, zowel hier als thuis, gaat dus samen.

Ziekenhuizen zijn bijzonder complexe organisaties en Gasthuisberg al helemaal. Wat is voor u de grootste uitdaging?

Het moeilijkste en tegelijk het boeiendste is mensen samenbrengen om over muurtjes heen dingen te bereiken. Daar steken wij het grootste deel van onze tijd in. Soms gaat dat vlot, dan breng je mensen rond de tafel en werkt het versterkend. Dan zeg je: ‘Oké, nu hebben we veel bereikt!’ En soms loopt het heel moeilijk en is het een calvarietocht. Als je een grote expertise in je eigen domein hebt, is het niet altijd zo vanzelfsprekend om daarbuiten te kijken. Zij zeggen dan: ‘Wij weten wel wat we doen…’

En nu de positieve formulering van dezelfde vraag: wat is het fijnste aan uw werk? Het meest zinvolle?

Ik vind het heel fijn dat elke dag verschillend is. Soms ben ik zelfs elk uur met een totaal ander domein bezig. Ik ben ook verantwoordelijk voor de zone diagnostiek en dus voor de labo’s die daaraan verbonden zijn. De wereld van de genetica evolueert snel, er komt zoveel nieuws op ons af. Wat moeten we daarmee? Wat moeten we daar niet mee? Zeer boeiende materie!

Waar haalt u inspiratie? Wat is uw energiebron?

Veel in interactie gaan en leren van mensen! Ik ben van nature behoorlijk nieuwsgierig: ‘Hoe zitten dingen in elkaar?’ Daarin bevraag ik graag mensen. Daarnaast lees ik over bepaalde topics om extra informatie op te doen. Ik probeer om niet altijd zelf het warm water uit te vinden. Andere ziekenhuizen en centra zijn vaak met dezelfde vraagstukken bezig. Daarom ga ik graag gewoon eens kijken en luisteren hoe iemand anders het heeft aangepakt en welke obstakels die zijn tegengekomen.

U vertelde daarnet hoe we op het vlak van genetica enorme evoluties zien. Wat zijn volgens u de grootste uitdagingen voor de toekomst voor zo’n groot complex als Gasthuisberg?

Rond dat domein leven inderdaad vragen als ‘Gaan wij meer aan populatiegenetica doen?’ Populatiemanagement betekent dat we niet alleen mensen behandelen als ze ziek zijn, maar dat we proberen preventief te werken, niet alleen door te focussen op leefomstandigheden, maar ook op genetische aspecten. ‘Moeten we niet bepaalde populaties genetisch screenen en kijken hoe we daar mee omgaan?’ Dat zijn allemaal ideeën die leven. Die maken sommige mensen bang, maar je kan er in de diepte naar kijken. Wat betekent genetische screening precies? Wat zijn de vragen die we ons daarbij moeten stellen? Wat zijn mogelijke positieve kansen?

Nancy Vansteenkiste (tweede van rechts) samen met directieleden en artsen van UZ Leuven: ‘Welke rol moeten wij als universitair ziekenhuis spelen op het vlak van genetica?’ © UZ Leuven – rv

Heel wat mensen buigen zich over dit soort vragen. Denk bijvoorbeeld aan onze ethische commissie. Deze kwesties beïnvloeden enorm de geneeskunde, de zorg of de gezondheid van de toekomst. Welke rol moeten wij als universitair ziekenhuis daarin spelen? En nu al, of nog niet? Is het te vroeg? Wij hebben heel veel experten op dat domein in huis en hun aantal groeit nog. Zij zijn met dat soort onderzoek bezig en dus komen die vragen effectief naar boven.

Hier in het grote Gasthuisberg bent u operationeel directeur, maar u bent ook voorzitter van het ziekenhuis van Tienen, een klein regionaal hospitaal. Hoe is het om u in die twee werelden te bewegen?

Heel boeiend en waardevol! RZ Tienen evolueert naar een community hospital. Zij leggen veel meer linken met de eerste lijn, dus met huisartsen en thuisverpleegkundigen. We zijn echt wel die beweging aan het maken: weg van het ziekenhuis als centrum en naar geïntegreerde zorg.

Professor Robberecht verwoordt het mooi: ‘Wij doen heel veel onderzoek in de diepte, naar de kern van één bepaald ziektebeeld binnen één bepaalde ziekte. Maar we mogen niet vergeten ook voldoende bezig te zijn met onderzoek naar organisatie van zorg, naar zorgmodellen, naar ‘hoe kijk je anders naar populatie? Hoe kun je meer preventief werken?’ Dat is een ander soort onderzoek, dat ook veel impact kan hebben.

Hier hoor ik weer uw operationele insteek: hoe gaan we dat doen?

Ja, kijken naar processen heb ik geleerd uit mijn ingenieursopleiding. Ik ben gedreven om analytisch te zijn. Dat deed ik ook toen ik bezig was met de introductie van zorgprogramma’s hier in UZ Leuven. Dat gaat per definitie ook over het proces van de patiënt: hoe kunnen we het hele traject van de patiënt bekijken? En dus niet alleen zijn stukje operatiekwartier en zijn stukje radiotherapie.

Dat lijkt mij ook kwaliteitszorg voor de patiënt. Die hebben vaak het gevoel dat ze in vakjes worden opgedeeld. Jullie gaan voor meer integratie van alle zorgprocessen.

Ja, absoluut! Wij willen dat denken in vakjes doorbreken en zorgen dat een team zich verantwoordelijk voelt voor het hele traject van die patiënt. Stilaan breidt dat team uit buiten de muren van het ziekenhuis. Wordt de huisarts voldoende betrokken? Hoe zorgen we dat de thuisorganisaties mee zijn? Dat zijn fijne evoluties.

Dat is toch wel meer dan een steen die verlegd is! Een ziekenhuis is natuurlijk ook een plek waar mensen voortdurend geconfronteerd worden met kwetsbaarheid, eindigheid en dus met veel zinvragen. Hoe ervaart u dat?

Ik ben ervan overtuigd dat je een soort community nodig hebt om het geheel aan te kunnen. ‘It takes a village to raise a child’, zeggen ze dikwijls. Daarin geloof ik wel: niet alleen samen werken, maar gewoon samen zijn, zoeken naar een goede omgeving waar je je thuis voelt en waar je veel kunt delen. Dat kan in een gezin, maar ook in een groep vrienden.

De zin zit voor mij niet in grootse dingen, maar binnen een kleinere context, samen met mijn gezin, dat ene stapje zetten.

Wij hebben zo’n groep vrienden die allemaal ongeveer dezelfde leeftijd hebben. We denken nu al na hoe we na ons professionele leven, als we oud worden, voor elkaar kunnen zorgen. We willen niet zomaar naar een woonzorgcentrum gaan. Het zijn geen grootse projecten waarmee we bezig zijn. De zin zit voor mij niet in grootse dingen, maar binnen een kleinere context, samen met mijn gezin, dat ene stapje zetten.

U hebt voor uw grootmoeder gezorgd. Hoe hebt u dat ervaren?

Ja, dat is me heel erg bijgebleven. Ik was een jaar of tien toen mijn grootvader stierf. Daarna bracht ik veel tijd bij mijn grootmoeder door. Ik zag hoe ze heel erg rouwde. Als kind blijft dat hangen. Toen ze daarna dementeerde, bleef ik haar volgen in het centrum waar ze opgenomen was. Ik spendeerde er heel wat tijd tijdens activiteiten die er georganiseerd werden. Zo kwam ik ook met de ruimere groep bewoners in contact. Ik probeerde in die omgeving een klein beetje te helpen op een manier die goed voor haar kon zijn.

Daar hielp u mensen, midden in hun kwetsbaarheid… En dat doet u ook als operationeel directeur: ervoor zorgen dat mensen zo min mogelijk lijden. We hebben voor dit gesprek op de pastorale dienst afgesproken. Mag ik vragen waarin u gelooft?

Waarin ik geloof? In mensen die samen zaken kunnen bereiken als ze open spreken met elkaar. Ik denk dat dankzij die communicatie heel veel opgelost raakt. Dan zijn er geen taboes en krijg je de mogelijkheid om te zeggen wat je denkt en voelt. Dat hoeft niet altijd over grote dingen te gaan. Als iedereen zich veilig voelt om open te communiceren, geraken we al ver vooruit.

Hebt u iets met religie of levensbeschouwing?

Ik ben christelijk opgevoed en heb dat ook gepraktiseerd, absoluut. Dat is de laatste tijd verminderd, zoals bij vele mensen in onze maatschappij. Toch vind ik het altijd nog iets hebben. Onlangs maakte mijn schoonmoeder iets ergs mee. Daardoor kwam de kwetsbaarheid ineens heel dichtbij. Dan merk je dat je naar die christelijke opvoeding teruggrijpt: je stapt weer eens een kerk binnen, je zoekt een moment om tot rust te komen of je praat erover met elkaar.

U bent met enorm veel zaken tegelijk bezig. Waar vindt u rust?

Heel fel in mijn gezin. Onze drie kinderen zijn aan het studeren. Door de coronatoestanden waren ze de voorbije jaren veel thuis. Dat was niet altijd leuk voor hen, alhoewel ik hen er niet zoveel onder heb zien lijden. Dat biedt mij rust.

Een van de dingen waarvan ik het meest geniet, is samen met ons gezin op reis gaan. Dat hoeven geen grootse dingen te zijn: samen gaan wandelen, samen musea bezoeken, samen koken, samen eten. Mijn gezin is voor mij echt heel belangrijk, op hen val ik heel hard terug en dat heb ik echt wel nodig.

Hoe ziet u een pastorale dienst in een ziekenhuis?

Ik denk dat zij een extra dimensie brengen bij mensen die in een kwetsbare situatie zitten. Dat kan erg belangrijk zijn. Ik vind het fantastisch dat we hen hebben. In een ziekenhuis draait het fel rond ziek zijn en genezen, maar er komen zoveel andere vragen bij.

Ik vind het fantastisch dat we pastores hebben. Bij hen krijg je de mogelijkheid om ook over de zin-dimensie te spreken.

Dat merk je toch zelf, als gezondheidskwesties wat dichterbij komen? En dan krijg je hier de mogelijkheid om ook over die zin-dimensie te spreken, om daarover in interactie te gaan. Ik vind dat absoluut heel belangrijk.

Wat wilt u graag nog realiseren of bereiken?

Professioneel wil ik graag verdere stappen zetten in een samenwerking die breder is dan het ziekenhuis. Ik denk daarbij aan het Plexus-netwerk – dat is de samenwerking met de ziekenhuizen Heilig Hart Leuven, het Heilig Hart Tienen en het AZ Diest – om onze regio van oost Vlaams-Brabant nog beter te ondersteunen als groep van ziekenhuizen. Daarnaast staan de interacties met de eerste lijn de komende jaren zeker en vast op de agenda.

Graag zou ik meer in het ziekenhuis op de vloer komen. Dat lukt mij zo moeilijk. Wij zijn met heel veel projecten bezig en spreken met heel veel mensen. Echt rondlopen op de raadpleging, op een hospitalisatie-eenheid of op spoedgevallen lukt niet zo vaak. Onze agenda wordt overstelpt. Ik heb me al een paar keer voorgenomen om elke week een paar uurtjes vrij te  houden, maar die slibben altijd weer dicht. En toch wil ik daarvoor gaan. Ik wil het werkveld nog meer van dichtbij kunnen voelen. Dat vind ik echt belangrijk.

Interview: Johan Van der Vloet
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met de pastorale dienst UZ Leuven.

Lees ook ons dossier ‘Vrouwendag’!

Boeiend artikel? Help ons zin geven en delen

 Dank je wel!

 

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here